Meerderheid Spaanse artsen staat achter euthanasie
De meerderheid van de Spaanse artsen is voorstander van het legaliseren van actieve euthanasie. De regering is echter nog tegen het toestaan van levensbeëindiging.
In 1999 droeg de Spaanse Senaat de regering op onderzoek te laten doen onder de artsen om hun houding ten opzichte van euthanasie te peilen. Pas drie jaar later werd die enquête uitgevoerd. Deze maand zijn de uitkomsten openbaar geworden nadat de resultaten van het onderzoek zijn uitgelekt naar de krant El Pais.
Zes op de tien medici steunen een hervorming van de wet „om patiënten toe te staan een verzoek in te dienen om hulp van een arts bij zelfdoding of actieve euthanasie.” Dat staat in het rapport over het onderzoek dat is uitgevoerd door het officiële Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CIS). Iets meer dan 1000 artsen (1057) werden gepolst. De steun voor toepassing van een „therapie die de pijn onder controle moet houden, ook al heeft dat de versnelling van de dood als indirect gevolg” (passieve euthanasie), is nog groter.
Dat heeft de linkse oppositie in het parlement ertoe gebracht te pleiten voor een nationaal debat over euthanasie in Spanje. De grootste oppositiepartij, de socialistische PSOE, liet via een woordvoerster weten dat „met de houding van de regering de samenleving elementen worden onthouden voor een debat dat noodzakelijk is.” Zij klaagde er ook over dat het parlement slechts via de krant geïnformeerd was over het onderzoek.
De medische colleges willen de palliatieve zorg verder ontwikkelen alvorens over te gaan tot daadwerkelijke legalisatie. Uit de medische hoek kwam ook de duidelijkste reactie. „Het valt op dat zes van de tien artsen voorstander zijn van legalisatie van euthanasie, maar wanneer in het onderzoek de vraag gesteld wordt of ze ook euthanasie zouden plegen, antwoordt de meerderheid met ”nooit””, aldus Marcos Gomez Sancho, president van de Commissie ter Begeleiding van het Levenseinde, afhankelijk van de Generale Raad van Medische Colleges.
Volgens Gomez Sancho zullen bij de juiste psychologische steun voor patiënten en hun familie, gecombineerd met een therapie gericht op het uitschakelen van pijn, verzoeken om euthanasie onder terminale patiënten „absoluut sporadisch” voorkomen. In Spanje, liet hij weten, bestaan slechts 300 programma’s waarin palliatieve zorg wordt toegepast.
Volgens de Spaanse Raad van Bisschoppen wijst het onderzoek uit dat de artsen die voorstander zijn van het legaliseren van euthanasie meer garanties zoeken in de uitoefening van hun beroep. De raad stelde dat de artsen zich zo willen vrijwaren van beschuldigingen dat zij „moordenaars” van patiënten zouden zijn.
Zowel euthanasie als hulp bij zelfdoding wordt in de Spaanse wet als misdrijf omschreven. Daarop staan straffen van tussen de twee en de vijf jaar gevangenisstraf, mits het bij medewerking blijft. Is er sprake van het direct uitvoeren van de dodelijke handeling, dan kan er tien jaar voor worden gevraagd. In de dagelijkse praktijk zijn de straffen milder. Voorwaarde daarvoor is dat de patiënt „op eigen verzoek, serieus en ondubbelzinnig” daarom verzocht heeft en dat deze persoon „aan een ernstige ziekte lijdt die noodzakelijkerwijs tot de dood leidt, of tot ernstig en permanent lijden dat moeilijk te verdragen is.” In deze gevallen is de straf de laagst mogelijke: zes maanden voor de helper in een geval van zelfmoord en drie jaar voor wie euthanasie pleegt.
Het linkse spectrum in de Spaanse politiek heeft er meermalen voor gepleit het overeenkomstige artikel in het Spaanse wetboek van strafrecht aan te passen. Doel is om in dat artikel op te nemen dat de patiënt zijn euthanasieverzoek in een openbaar document vastlegt en dat er een officieel rapport over de medische toestand wordt opgemaakt. De conservatieve regeringspartij, de Volkspartij (PP) van premier Aznar, verzet zich hiertegen.
De motie van de door de conservatieven gedomineerde Senaat, die de eveneens conservatieve regering in 1999 opdracht gaf het onderzoek in te stellen, omschreef euthanasie als volgt: „De daad die als bedoeling heeft opzettelijk het leven te beëindigen van iemand die aan een terminale of onomkeerbare ziekte lijdt, waarbij die persoon het lijden als ontoelaatbaar ondervindt, op verzoek van deze persoon, die dat op expliciete manier en herhaaldelijk doet.”
Van het voor 1900 artsen bedoelde onderzoek deden er uiteindelijk 1057 mee, zowel uit de publieke als de privé-sector, werkzaam in alle specialisaties en in alle regio’s van het land. Het werd tussen april en mei 2002 uitgevoerd.
De overgrote meerderheid (85 procent) van de ondervraagde artsen, acht het onvoldoende om met een correct gebruik van de pallietieve zorg „alle situaties van euthanasie” op te lossen, en is daarom voorstander van een wetshervorming. Van de 60 procent artsen die kunstmatige zelfmoord of euthanasie steunen, is het merendeel (41,5 procent) eens deze alleen op patiënten in terminale fase toe te passen. Van die 60 procent artsen zijn 18,4 procent voorstander van euthanasie „onafhankelijk van het feit of de ziekte terminaal of chronisch (ernstig en onomkeerbaar)” is. Iets meer dan 31 procent van de gepolste artsen is tegenstander van een hervorming van het Wetboek van Strafrecht om kunstmatige zelfmoord en/of actieve euthanasie toe te staan.
Ondanks de steun van de meerderheid van de artsen om de wet te hervormen, is maar een minderheid bereid de euthanasie daadwerkelijk toe te passen als zij dat verzoek ontvangen. Op de vraag: „Wat zou het beste antwoord zijn aan een patiënt met intense pijn, angst, depressie, eenzaamheid of andere omstandigheden, die om euthanasie verzoekt?” antwoordde slechts 6 procent met „het verstrekken van wat de patiënt verzoekt.” Zeventig procent van de medici had voorkeur voor „de pijn en de symptomen onder controle houden.”
De artsen zijn ervan overtuigd de mening van de meerderheid van de Spaanse bevolking uit te dragen. Slechts 11,6 procent verwijst naar „sociale afkeuring” als grootste struikelblok voor de legalisatie van euthanasie. De opties: „Schending van de rechten van de personen in een situatie van zwakte”, „misbruik” en „ethische problemen” kregen daarentegen evenveel steun.
Steun en afkeuring houden elkaar in evenwicht bij de stelling: „De legalisatie van euthanasie zou onder de patiënten de vraag stimuleren om die toegepast te krijgen, omdat zij zichzelf als een last voor hun familie beschouwen.”
De meeste medici gaan akoord met de zin: „Het is onder medici gebruikelijk en acceptabel om de dosis pijnstillers voor een terminale patiënt te verhogen, zelfs als het duidelijk is dat die het einde van het leven zou kunnen versnellen”. Ook is het grootse deel van de artsen eens met de stelling: „Soms is het een correcte beslissing een therapie ter verlenging van het leven die een zeer slechte kwaliteit heeft te beëindigen”. Een brede instemming geniet ook de stelling: „Patiënten in een terminale fase die over volledig verstandelijk vermogen beschikken hebben het recht om te beslissen over het beëindigen van hun leven” (gemiddelde evaluatie van 0 tot 10: 7,1).
Desondanks zijn meer artsen het eens dan oneens met de volgende stelling: „Nooit zou ik een dodelijke dosis aan een patiënt verschaffen”. Het vorig jaar uitgevoerde onderzoek laat ook zien dat de artsen zich nauwelijks kunnen vinden in de volgende stellingen: ”Kunstmatige beademing ontkoppelen is een ontoelaatbare moord”; ”de legalisatie van euthanasie zou de toepassing ervan stimuleren zonder de voorkennis van de patiënten en hun familieleden”, en ”de legalisatie van euthanasie zou het onderzoek naar terminale ziektes verminderen”.