Jood en christen oog in oog met het heidendom
Joden en christenen in de Grieks-Romeinse wereld stonden oog in oog met het heidendom. Hoewel ze de cultus verwierpen, ontkwamen ze niet aan de invloeden ervan. Professor Pau Figueras uit Omer (Israël) heeft zich intensief beziggehouden met deze interactie.
De 81-jarige christelijke archeoloog Figueras komt uit Spanje. Hij is getrouwd met de Nederlandse Anneke van den Beukel. Figueras ontmoette haar in het begin van de jaren zestig in een Hebreeuwse talenschool in Jeruzalem. Ze besloten zich in Israël te vestigen. Figueras doceerde tot 1999 de geschiedenis van het christendom aan de Ben Gurion Universiteit in Beersheva. Hij woont sinds 46 jaar in Israël. Zijn zoon Yoyakim geeft leiding aan een Messiaanse gemeente in de stad Arad in de Negev.
Uitgeverij British Archaeological Reports in Oxford brengt binnen enkele maanden Figueras’ boek ”Het heidense imago van Grieks-Romeins Palestina en omstreken” op de markt. Figueras behandelt daarin resultaten van archeologische opgravingen. Voor zijn boek heeft hij afbeeldingen verzameld –uit vierde eeuw voor Christus tot de zevende eeuw na Christus– van oude mozaïeken, beelden en inscripties. Figueras zegt dat opgravingen de claim van de schrijvers van het Oude Testament hebben bevestigd, en dat er naast het monotheïsme afgoderij bestond. Zo vonden archeologen in huizen figuurtjes van de vruchtbaarheidsgodin Astarte.
Griekse filosofie
De hellenisering begon met de verovering van Israël door Alexander de Grote in 332. De Grieken kregen diepgaande invloed op de literatuur, de filosofie en de manier van denken. Bovendien bouwden de mensen tempels voor de Griekse goden. „Als je in die tijd een hoog cultureel niveau wilde bereiken, moest je de Grieken kennen. En als je de retorica onder de knie wilde krijgen, moest je bijvoorbeeld allerlei klassieke literatuur lezen”, zegt Figueras.
Ook met de komst van de Romeinen, die het land in 63 voor Christus veroverden, bleef de heidense invloed aanwezig. Keizer Hadrianus (117-138) veranderde Jeruzalem in een heidense, Romeinse stad. Waar nu de Heilige Grafkerk staat, verschenen een grote tempel voor Jupiter en een beeld van Venus. Bethesda, de plek bij de Schaapspoort waar Jezus een verlamde genas, werd gewijd aan de god van de geneeskunde, Asclepius. Hadrianus verbande de Joden uit Jeruzalem. Eens per jaar kregen ze toestemming om de westelijke tempelmuur te bezoeken. Pas met de komst van de Arabieren mochten ze terug naar Jeruzalem.
De christenen leefden verspreid over het hele land, maar de Joden bleven vooral in het noorden dicht bij elkaar wonen. Het land werd officieel christelijk nadat keizer Constantijn (306-337) zich had bekeerd en de Byzantijnse periode (324-640) aanbrak. Op plaatsen waar Romeinse tempels stonden, werden kerken gebouwd. Maar dat betekende niet dat er geen heidenen meer woonden. Uit een brief geschreven door Cyrillus, de bisschop van Jeruzalem, blijkt dat er in de tweede helft van de vierde eeuw nog veel heidenen in het land woonden. Toen de Arabische moslims in 638 het land veroverden, was de grote meerderheid van de bevolking echter christen geworden.
Figueras zegt dat Joden en christenen overwegend vreedzaam samenwoonden. In Kapernaüm zijn namen van christenen aangetroffen die ook Joodse namen droegen. Hieruit concludeert de hoogleraar dat inwoners zich blijkbaar tot het Christendom bekeerden.
In Kapernaüm is te zien hoe een synagoge en een kerk dicht bij elkaar stonden. De synagoge is mogelijk gebouwd op de plek van de synagoge waar Jezus kwam. Soms werkte een Jood voor een heiden of deed hij zaken met hem. De Joodse geschriften stonden vol met regels over de wijze waarop een Jood zich moest gedragen tegenover een heidense baas, vriend of buurman.
Ook in de Byzantijnse tijd was de invloed van de omringende cultuur in de synagogen te vinden. Figueras: „In oude synagogen zijn afbeeldingen gevonden van het sterrenbeeld, met menselijke en dierlijke figuren. Dat was verboden in de Joodse traditie. Maar van de vierde tot de zevende eeuw vinden we deze afbeeldingen wel in de synagoge. Waarschijnlijk brachten de Joden deze motieven in verband met het ”wiel van de tijden”, met de twaalf maanden en vooral met de centrale figuur van de zonnegod Helios.”
Negev
Van Figueras’ hand verschijnt in Italië ”Negev Desert: a Legacy of Early Christian Treasures”. Het boek wordt uitgegeven in het Italiaans en als e-book in het Engels. Bezoekers van het zuidelijke deel van Israël beseffen meestal niet dat daar in de oudheid een belangrijke christelijke beschaving bestond. Het boek gaat over de geschiedenis van de Negev van het midden van de vierde tot het einde van de zevende eeuw. Vervolgens bespreekt de auteur de belangrijkste nederzettingen uit deze periode. De Nabatese bevolking in de Negev bekeerde zich tot het christelijk geloof en bouwde prachtige kerken, waarvan archeologische overblijfselen te zien zijn. „Toen de Arabieren kwamen”, aldus Figueras, „bleven christenen in deze steden wonen. Maar de moslims legden hun zware belastingen op, waardoor ze gedwongen werden de steden te verlaten. Vanaf het einde van de zevende eeuw waren er bijna geen bewoners meer. Het was te moeilijk om in de Negev te wonen, omdat er vrijwel geen water is.”
Pijnlijk
Figueras heeft onlangs een hoofdstuk toegevoegd aan zijn boek ”De Geest en de Bruid”. De uitgeverij van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, Academon, publiceerde in 2007 deze introductie tot het vroege christendom voor Israëlische studenten. Het nieuwe hoofdstuk gaat over de relaties tussen Joden en christenen in de oudheid. Figueras gaat in op de vaak antisemitische interpretatie van de Bijbel door de kerkvaders. „Het is pijnlijk om te zien dat zij zo negatief spraken over de Joden. Maar ik geloof dat het belangrijk is dit te weten om te begrijpen wat er na de tijd van de eerste apostelen gebeurde.”
Op de vraag naar het niveau van kennis onder Israëlische studenten over het christendom volgen een diepe zucht en dan een lach. „Ze weten helemaal niets. Ze weten ook niets van de Bijbel. Ik probeerde hun les te geven over de relatie tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Ik zei: „Open je Bijbel bij Jesaja 53. Over Wie gaat het hier?” Ik zag dat de meesten Jesaja niet konden vinden. Ik was altijd blij met een student die er religieus uitzag. Dan wist ik dat er ten minste iemand was die een tekst in het Oude Testament kon terugvinden.”
Ook andere mensen, onder wie hoogleraren, vroegen hem hen te helpen het Nieuwe Testament te lezen. Soms nodigden scholen in Beersheva hem uit les te geven. „Als iemand al ideeën had over het christelijk geloof, dan waren die altijd negatief. Maar de studenten toonden zich wel zeer geïnteresseerd. Mijn klas zat altijd vol.”