Een Poolse paus
Deze week viert de paus zijn 25-jarig ambtsjubileum. Voor een paus, die vrijwel altijd op latere leeftijd in dit ambt gekozen wordt, is dat een lange periode. In de 20e eeuw heeft niemand hem in dit opzicht weten te evenaren. De 19e eeuw kende wel een tweetal pausen die zo’n lange periode vol maakten.Inmiddels is de gezondheidstoestand van Johannes Paulus II zodanig verslechterd, dat zijn aanblijven problematisch wordt. Hij is ook al 83 jaar. Maar een paus kan niet met emeritaat gaan. Rome kent niet de figuur van emeritus paus. Die laat zich ook moeilijk verenigen met de gedachte van de pauselijke onfeilbaarheid.
Met de verrassende keuze voor de aartsbisschop van Krakow werd 25 jaar geleden niet alleen een betrekkelijk jonge kandidaat gekozen, maar werd ook gebroken met de eeuwenlange traditie van een Italiaanse paus. Bovendien was het opmerkelijk dat de nieuwe kerkvorst uit Oost-Europa kwam. In 1978 zag het er nog niet naar uit dat het communisme daar zijn langste tijd had gehad.
Wel was Polen voor Moskou altijd moeilijk in het gareel te houden. Het was de grootste van de Oost-Europese satellietstaten. Tussen Polen en de Russen bestond een eeuwenlange animositeit, die door de Tweede Wereldoorlog alleen maar versterkt was.
De Rooms-Katholieke Kerk belichaamde het verzet van de Polen tegen de Russische overheersing en de communistische ideologie. Daarbij besefte de kerk dat er grenzen waren aan haar verzetshouding. Een harde confrontatie met het regime moest zij vermijden.
De verkiezing van een Poolse paus versterkte het zelfbewustzijn van de Oost-Europese katholieken en versnelde daarmee (samen met allerlei andere factoren) de val van het communisme. Daar kunnen we het Vaticaan dankbaar voor zijn. Niet voor niets werd er in 1981 door de Bulgaarse geheime dienst een aanslag gepleegd op het leven van deze paus.
Op zijn vele reizen bleek dat de paus een groot gevoel voor pr heeft. Theologisch behoort hij tot de conservatieve lijn, waarbij hij in het bijzonder de nadruk legt op de Mariaverering. Dat betekent dat er over het celibaat (een van de oorzaken van het grote priestertekort in West-Europa) niet te praten is.
Het betekent echter ook dat Rome niet toe wil geven aan de vrije seksuele moraal en het gemakkelijk omgaan met leven en dood in de medische ethiek. De paus is duidelijk pro life en pro family. Daarin is hij een onverwachte bondgenoot van orthodoxe protestanten. Die kunnen zich in zijn standpunten vaak beter vinden dan in die van de grote protestantse kerken.
Voor het overige scheiden onze wegen. Tussen Rome en Dordt gaapt nog steeds een diepe kloof. Als orthodoxe protestanten dat niet meer willen zien (en die tendens is hier en daar duidelijk te bespeuren), valt te vrezen dat zij nooit iets begrepen hebben van de leer van vrije genade.
Naar buiten toe rekent de Rooms-Katholieke Kerk haar ledentallen nog steeds in de honderden miljoenen. Maar zowel in Europa als in bijvoorbeeld Latijns-Amerika draagt dat roomse geloof in veel gevallen een marginaal karakter. Velen geloven het wel. Anderen die actief zouden willen participeren in de kerk, voelen zich vervreemd van de traditionele opvattingen die hun vanuit Rome worden opgelegd.
Tegen de zin van veel leken en geestelijken benoemt het Vaticaan bisschoppen die de strakke lijn voorstaan. De samenstelling van het college van kardinalen is zodanig dat de nieuwe paus tot die richting zal behoren.
Maar ook een progressieve paus zal de uittocht uit de kerk (althans in Europa) niet weten te stoppen. Wat dat betreft is het voorbeeld van de grote protestantse kerken die zich sterk aan de moderne tijd hebben aangepast duidelijk.