Een beker koud water voor Joden Oekraïne
Tussen de 30 en de 50 procent van het eten dat wereldwijd wordt geproduceerd, eindigt in de vuilnisbak, wees recent onderzoek uit. Joden in Oekraïne doen wel anders. „Sinds de oorlog durf ik niets meer weg te gooien.”
Kilometer na kilometer ontrolt zich een wolwitte wereld onder het vliegtuig. De winter houdt Oost-Europa duidelijk nog volop in zijn greep. De landingsbaan in Kiev is maar ternauwernood sneeuwvrij. Het Oekraïense grondpersoneel loopt stampend rond om warm te blijven.
Het organiseren van het Europees kampioenschap voetbal van vorig jaar heeft het voormalige Sovjetland in elk geval één voordeel opgeleverd. De snelweg tussen de hoofdstad Kiev en Zhitomir werd opnieuw aangelegd. De minibus suist over het asfalt.
Na Zhitomir wordt het een ander verhaal. Vocht en vorst hebben hier letterlijk diepe sporen getrokken. De rit naar Vinnitsia, de tweede stad van het land, verloopt voornamelijk al slalommend om de vele diepe gaten in het wegdek. Sommige automobilisten houden het asfalt al snel voor gezien en vervolgen hun tocht door de berm. De gemiddelde snelheid komt amper boven de 50 kilometer per uur uit.
Eer en plezier
In Vinnitsia maakt een team van de stichting Christenen voor Israël zich op om 1300 voedselpakketten in te pakken. De goederen zijn bestemd voor behoeftige Joodse gemeenschappen, her en der in de provincie.
De groep vormt een menselijke keten. Hier een pak suiker, daar een blikje vis. Tien artikelen in een zak. Knoop erin, en op naar de volgende. Olie wordt apart verpakt, om het risico op lekken te voorkomen. Het is niet veel, maar voor sommigen is het net die „beker koud water” uit Mattheüs 10.
Het inpakken gebeurt in een opslagplaats van een grote baptistengemeente in Vinnitsia. Bisschop Leonid Porchopski stelt de ruimte graag ter beschikking, zegt hij, als hij een kijkje bij de werkzaamheden komt nemen. „Het is een eer en een plezier. Joden zijn het uitverkoren volk en de zaligheid is uit hen. Daarom heb ik altijd veel respect voor hen.”
Tegelijkertijd wijst de kerkleider erop dat de Joden zelf veelal zich het lijden op de hals hebben gehaald. „Geen andere natie is zo veel gewaarschuwd als Israël. Dat is in de hele Bijbel te lezen. Maar zij hebben in veel gevallen voor hun eigen weg gekozen. Dat mag ook wel een ernstige waarschuwing voor ons zijn.”
Onvermoeibaar
Drijvende kracht achter het werk van Christenen voor Israël is Koen Carlier. Onvermoeibaar beent de Vlaming door de opslagplaats. Afwisselend geeft hij luidkeels aanwijzingen in het Oekraïens, Russisch, Engels en Nederlands.
„Wij delen voedsel uit in zo’n twintig steden en dorpen”, zegt Carlier op een rustiger moment. „Elk kwartaal krijgen 450 gezinnen 3 pakketten.” Is de nood dan zo hoog? „De mensen sterven niet van de honger. Maar het is net die extra aanvulling op een schamel pensioentje. Er bevindt zich ook een aantal Holocaustoverlevenden onder hen. Die worden dubbel getroffen.”
De Oekraïense staat doet weinig voor de zwakken in de samenleving, zegt Carlier. „En al helemaal niet voor Joden. De regering leeft met het idee: jullie rijke vrienden in Amerika en Europa helpen je toch wel.”
De voedselhulp is maar een beperkt onderdeel van het werk dat Carlier voor Joden in Oekraïne verzet. Zijn belangrijkste doel is mensen naar Israël te krijgen. „Ik heb veel vreugde dat ik onderdeel mag zijn van de Bijbelse vervulling. Zeer binnenkort brengen we een zwangere vrouw naar Israël. Dan moet ik toch direct denken aan de tekst in Ezechiël waarin God belooft dat Hij de zwangeren terug naar het land zal brengen.”
Vertrouwen
De toekomst van het Joodse volk ziet de Belgische hulpverlener met vertrouwen tegemoet. „We leven in een tijd dat het volk terugkeert. In Ezechiël 36 wordt niet alleen van een praktisch, maar ook van een geestelijk herstel gesproken. God zal hen samenbrengen om Herder over hen te zijn.
Daarom bidden wij niet alleen of ze naar het land mogen terugkeren, maar of ze, eenmaal in het land, ook tot God mogen terugkeren”, vervolgt Carlier.
Ifim Kaplun steekt ook een handje toe met het inpakken. De bejaarde Jood wist tijdens de Tweede Wereldoorlog ternauwernood uit handen van de nazi’s te blijven door met zijn moeder naar Oezbekistan te vluchten. „Al bellen ze me midden in de nacht, ik kom altijd helpen”, zegt hij met schitterende ogen.
Lex Wind (63) helpt als Nederlandse vrijwilliger met het samenstellen van de voedselpakketten. Waarom? „Dat kan ik niet verstandelijk verklaren, dat is een geloofszaak. Zie het ook als verootmoediging tegenover het Joodse volk. Je hoeft maar naar de recente geschiedenis te kijken om te weten dat het Westen de Joden op zijn zachtst gezegd lang niet altijd juist heeft behandeld.”
Ook de zondag daarna staat het Joodse volk centraal, dit keer tijdens de kerkdienst. Terwijl de sneeuw gestaag neerdaalt, begeven de gelovigen zich naar een klein gebedshuis. Weldra klinkt welluidend meerstemmig gezang, zonder muzikale begeleiding. Gekrulde spaarlampen steken uit antieke lampenkapjes. Versleten vloerkleedjes op de ruwhouten banken moeten het zitvlees enigszins tegemoetkomen. Boven de kansel hangt de tekst uit Hebreeën 13:8: Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid.”
Heilig volk
Dominee Pasha Malinic beklimt het spreekgestoelte. De winterse omstandigheden zijn hem aan te zien: zijn voeten zijn in bergschoenen gestoken en op zijn broek zitten modderspatten. Tijdens de preek gaat al snel zijn stropdas af.
Maar zijn betoog stáát. „De Joodse natie is een heilig volk, direct door God verkozen. Wij zijn Gods kinderen geworden door het bloed van Christus.”
Radicaal rekent de voorganger af met de gedachte dat het Oude Testament in deze moderne tijd zou hebben afgedaan. „Het Oude Testament moet je zien als een oude vriend, en niet als iets wat niet meer van kracht is.”
In het gesprek met Joden probeert de predikant altijd via het Oude Testament het Evangelie te brengen. „De eerste christengemeente bestond ook uit Joden. En wat las zij? Dat kan niet anders dan het Oude Testament zijn geweest. Dus moet het mogelijk zijn Christus vanuit het Oude Testament te verkondigen. Als je bij Joden meteen met het Nieuwe Testament begint, schrik je hen doorgaans bij voorbaat af.”
De volgende dag worden de zakken met voedsel in een middelgrote vrachtwagen geladen. Het eerste reisdoel is Zmerika, een dorpje ten westen van Vinnitsia. In het plaatselijke Joodse dorpshuis worden de pakketten bezorgd. Enkele tientallen Joden wachten geduldig in de rij om hun aandeel in ontvangst te nemen.
Macabere bijklank
Daarna voert de reis naar Mogilov-Podolski, aan de grens met Moldavië. Slechts de rivier scheidt hier beide landen van elkaar. Waterputten voor de deur, toiletten buiten, paard-en-wagen op de weg. De tijd heeft hier stilgestaan.
Ondanks zijn rustieke uitstraling heeft de naam van het dorp echter een macabere bijklank. Na de bezetting door Duitse en Roemeense troepen in juli 1941 vonden duizenden Joden er de dood. De vernietigingskampen waren te ver weg, dus iedereen werd hier door een kogel vermoord. In en om het dorp bevinden zich diverse massagraven.
Op een besneeuwd massagraf vertelt Leonid Brechman over die donkere periode in de Oekraïense geschiedenis. „De Roemenen wilden wel van de Joden af, maar ze doodden hen liever niet zelf. Daarom stuurden ze hen met duizenden naar het door de Duitsers bezette deel om te worden afgemaakt.”
Gruwelijke verhalen zijn het. Over een kindje dat zich dood hield tussen opeengestapelde lichamen. Over een rabbijn die werd gevraagd zijn gemeente bijeen te roepen omdat de autoriteiten hun betere huisvesting wilde bieden. Het vormde de voorbode van de massale vernietiging.
In het centrum van Mogilov-Podolski wordt opnieuw een lading pakketten afgeleverd. In het ontmoetingscentrum van de Joodse gemeenschap hangen portretten van Joden die de Tweede Wereldoorlog hebben overleefd. En de galerij groeit nog steeds.
De 84-jarige Lyda bracht de oorlogsjaren in Leningrad door, omsingeld door Duitse troepen. „We vochten om een stukje brood. Na de oorlog durf ik niets meer weg te gooien”, zegt ze, terwijl ze op haar voedselpakketten wacht.
Verschil
Carlier houdt een korte toespraak voor de wachtende Joden. „We weten wat jullie in het verleden in naam van het christendom is aangedaan. De geschiedenis kunnen we niet veranderen. Maar we kunnen wel in het heden het verschil maken – en in de toekomst.”
Een oude Jodin bindt haar drie voedselpakketten op een meegebracht karretje. Ze sjort haar handschoenen aan en trekt haar bontcapuchon nog wat verder over haar hoofd. Twee uur door de vrieskou naar huis lopen heeft ze voor de boeg.
Koen Carlier bekijkt het tafereel met een glimlach. „Er liggen heerlijke tijden voor het Joodse volk in het verschiet. Na al die jaren van vluchten en lijden. Dan is Romeinen 11 toch gans duidelijk, hè?”