Dit blijkt uit een vergelijking van gegevens uit het onderzoek door deze krant onder 1198 leerlingen van reformatorische scholen met de gegevens uit het Intomart-onderzoek onder abonnees van deze krant.

De ouders denken dat hun kinderen het hun vaak melden als ze verkeerde dingen tegengekomen zijn op internet. Van de ouders met internettende kinderen zegt 18 procent dat hun kinderen wel eens vertellen dat ze „per ongeluk op een verkeerde site komen.” Van de jongeren zegt echter slechts 3 procent dat ze dat aan hun ouders meedelen. Tegelijkertijd geeft de helft van de jongeren (49 procent) toe wel eens op zo’n verkeerde site terecht te komen: sites met discriminerende teksten, porno, grof taalgebruik of horror.

Ouders met internet hebben bovendien een positiever beeld van de openheid in de mediaopvoeding dan de jongeren ervaren. Ruim de helft van de ouders (53 procent) zegt regelmatig met hun kinderen te spreken over het gebruik van internet. Slechts eenvijfde van de jongeren (21 procent) stelt dat ze met hun ouders over internetgebruik spreken.

Over de controle op het internetgebruik bestaan eveneens grote verschillen van inzicht. Eenderde van de ouders (30 procent) zegt dat ze het internetgebruik van hun kinderen achteraf controleren, volgens de kinderen is dat in slechts 15 procent van de gezinnen het geval.

Meer dan de helft van de ouders (55 procent) stelt dat hun kinderen alleen onder toezicht op internet mogen. De jongeren geven aan dat de praktijk anders is: slechts bij een kwart van de gezinnen is er toezicht op internettende kinderen die jonger zijn dan twaalf jaar, en in 13 procent van de gezinnen is er toezicht op kinderen tot hun achttiende jaar. Toch vertrouwt driekwart van de ouders met internet (74 procent) erop dat hun kinderen verantwoord internetten.

Slechts op één punt zijn ouders en hun kinderen het redelijk met elkaar eens, namelijk over de vraag of de jongeren toegang tot internet op hun slaapkamer hebben. Volgens eenderde van de ouders (35 procent) is dit het geval, bij de jongeren ligt deze overtuiging iets hoger (43 procent).