Vragen rond omgekomen Serviërs
GARDEREN – Wat is er gebeurd met de lichamen van Servische krijgsgevangenen die tijdens en na de Eerste Wereldoorlog in Nederland overleden? Wie zijn de nabestaanden van deze mannen? En waarom staan er op een monument in Garderen 29 namen in plaats van 30? Op die vragen zoekt John Stienen uit het Brabantse Rijen een antwoord. Enkele nabestaanden zijn inmiddels al gevonden.
Stienen, die tijdens zijn studententijd in de jaren 90 via uitwisselingsprogramma’s in contact kwam met Serviërs, verdiept zich sinds vorig jaar als hobby samen met zijn vriend Fabian Vendrig in de geschiedenis van de Serviërs die een eeuw geleden in Nederland verbleven. Via Facebook kwamen ze in contact met een Servische lerares Engels, Tanja Rakovic, die vanuit Belgrado de zoektocht ondersteunt. Morgen bezoeken ze met elkaar het monument op de begraafplaats in Garderen.
Over het verblijf van de Serviërs in Nederland is weinig bekend, zegt Stienen. Dat komt onder andere doordat ze behoorden tot de vele duizenden krijgsgevangenen die Nederland kort na de Eerste Wereldoorlog bevolkten.
Nederland bleef in de Eerste Wereldoorlog, van 1914 tot 1918, neutraal. Het was het belangrijkste onafhankelijke West-Europese handelsland. Een ideale plaats voor vluchtelingen, spionnen en handelaren. Op de bevolking van ruim 6 miljoen Nederlanders waren er ruim 100.000 Belgen. Bovendien probeerden krijgsgevangenen vanuit vooral Duitsland Nederland te bereiken. Onder hen waren ook Serviërs. Ze moesten naar opvangkampen.
De grootste toestroom van krijgsgevangenen kwam na het beëindigen van de oorlog, op 11 november 1918. Zo’n 250.000 ballingen bevolkten korte of langere tijd Nederland. Stienen: „In Nederland was de infrastructuur nog intact. Andere landen konden de mensen niet verwerken omdat de wegen en spoorwegen waren gebombardeerd.” De meesten keerden via Rotterdam terug naar hun vaderland. Om alles in goede banen te leiden, werden grote aantallen mensen tijdelijk opgevangen in vluchtelingenkampen, onder andere bij Nieuw-Milligen, niet ver van Garderen.
Hoeveel Serviërs daarbij waren, weet Stienen niet. „Het is wel zeker dat er 1160 Servische mannen bij Enschede de grens naar Nederland zijn overgestoken.” Kort na de oorlog brak de Spaanse griep uit. De ziekte maakte onder de verzwakte Europeanen miljoenen slachtoffers. Van de Serviërs die in Nederland verbleven, overleden er 87, de eerste op 11 januari 1919 en de laatste op 7 februari van dat jaar. Een groot aantal van hen werd begraven in Garderen. Al eerder waren vijf andere personen overleden door andere oorzaken.
In 1938 vroeg Servië, op dat moment onderdeel van Joegoslavië, Nederland om de lichamen van alle overleden Serviërs. „Joegoslavië wilde alle overleden militairen op enkele grote begraafplaatsen verzamelen. De lichamen uit Nederland moesten naar Tsjechoslowakije.” In totaal 89 lichamen werden naar de Duitse grens gebracht. Van twee anderen was het graf al geruimd. Een derde persoon was in 1917 tijdens zijn vlucht van Duitsland naar Nederland doodgeschoten. Hij rust naamloos in Nieuw-Beerta en om die reden bleef zijn lichaam in Nederland. Waar de lichamen na overdracht aan de Duitsers zijn gebleven, weet Stienen niet.
Van de 92 in Nederland overleden Serviërs staan 29 namen op een monument in Garderen. Stienen: „In krantenartikelen uit 1938 wordt echter gemeld dat er in Garderen dertig personen zijn opgegraven. En er zijn bovendien dertig overlijdensaktes.” Op het monument ontbreekt de naam van Dragan Dimitrijevic. De reden daarvan is niet bekend.
Via Tanja Rakovic uit de Servische hoofdstad Belgrado proberen Stienen en Vendrig nu de nabestaanden van de krijgsgevangenen te achterhalen. Dat zal bij hooguit 30 tot 35 van de 92 overleden Serviërs lukken. „Van de anderen is de oorspronkelijke woonplaats onbekend. Daardoor zijn er te weinig aanknopingspunten.”
Van drie personen zijn al familieleden gevonden. „De eerste hadden we binnen een halfuur. Milos Gavrovic bleek een eeuw geleden te hebben gewoond in het geboortedorp van Tanja Rakovic. Voor Milos ligt er een leeg graf in zijn geboortedorp. Tanja is daar met een oomzegger van Milos naartoe gegaan. De naam van Milos staat ook op het monument in Garderen. Op twee plaatsen is dus zijn naam vermeld. Maar waar zijn lichaam ligt, weten we niet.”
Voor de nabestaanden is het van groot belang dat ze iets te weten komen over hun familieleden. „De oomzegger was erg ontroerd toen hij hoorde wat er met Milos was gebeurd”, aldus Stienen. „Op deze manier kunnen we de krijgsgevangenen aan de anonimiteit ontrukken.”
Klik hier voor eerdere artikelen over dit onderwerp in Digibron.