Knipkunst weer in de belangstelling
Iedereen kan het. Er is niet meer voor nodig dan papier, scharen en een regenachtige woensdagmiddag. Vouw het papier dubbel en nog eens dubbel, knip er wat rondjes en vierkantjes uit, ontvouw het weer en ziedaar: een leuk kleedje waar oma nostalgisch en kleindochter opgetogen van wordt.
Maar wie een bezoek brengt aan het huis van Jan Peter en Joke Verhave in Malden en zich vergaapt aan het knipwerk dat daar de wanden siert, denkt niet meer aan kleutervermaak. De bank biedt uitzicht op een fijn knipwerkje op ansichtformaat: een drietal witte bomen tegen een blauwe achtergrond. De vertakkingen zijn eindeloos – dat dit knipwerk is, is bijna ongelooflijk.
Papier knippen is een kunst die te lang onderbelicht is gebleven, meent dit echtpaar. Het verzamelt en restaureert papierknipkunst. Bovendien heeft het een standaardwerk geschreven: ”Geknipt! Geschiedenis van de papierknipkunst in Nederland”.
Hoe het allemaal begon? Jan Peter Verhave gebaart naar zijn vrouw. Gedecideerd zegt ze: „1971.” „We hadden zelf nog geen kinderen, maar er logeerden wat neefjes en nichtjes. We gingen naar het Openluchtmuseum in Arnhem, waar een demonstratie werd gegeven van het papier knippen. De volgende dag regende het. Toen hebben we maar papier en scharen gepakt en zijn zelf aan de slag gegaan.” De vonk sloeg over.
Joke bleef knippen, ook toen het jonge gezin tijdelijk in Amerika woonde en kennismaakte met knipwerk dat immigranten meebrachten. Jan Peter draagt een map aan met knipsels van zijn vrouw, ofwel alleen de kopieën daarvan. Er is veel gelegenheidsknipwerk bij dat weggegeven of verkocht is: huwelijken binnen familie en kennissenkring, jubilea, verjaardagen.
Ontwerp
Voordat de schaar in het papier gaat, wordt er een ontwerp gemaakt. „Dat vind ik het moeilijkst, spannend ook, wanneer er iets bijzonders van verwacht wordt.” Hij, fluisterend: „Ik help er wel eens bij.” „Eigenlijk doe ik het momenteel te weinig”, zegt Joke spijtig. „Nog niet alle kleinkinderen hebben bijvoorbeeld hun geboorteknipsel.”
Hoe word je een goede knipper? „Door het veel te doen, je te oefenen in het manoeuvreren van papier en schaar. Eigenlijk beweeg je niet je schaar, maar leid je vooral het papier.”
De schaar –Joke toont een klein rank exemplaar, korte benen, scherpe punten– is niet het enige hulpmiddel; in de knipkunst wordt ook veel gesneden. Joke: „Niet voor niets is de Duitse term voor knipwerk ”scherenschnitte”, schaarsnede. Groter werk is bijna altijd gesneden, want dat kun je niet meer in handen houden.”
De knipkoorts breidde zich al snel uit naar verzamelkoorts. Joke: „Ik was een dag in Utrecht en liep daar een curiosawinkel binnen. Hebt u ook knipwerk? vroeg ik zomaar eens aan de verkoper. En warempel, dat had hij. Ik mocht dat bekijken en aanraken, best bijzonder. Toen heb ik daar alles wat ik aan cheques bij me had uitgegeven aan knipwerk. Ik durfde bijna niet thuis te komen.” Gegrinnik van ’s manszijde: „Maar je had wel een beginnersfout gemaakt. Je kocht niet de hele serie tegelijk.” Dat wordt grif toegegeven. „Maar later hebben we ze toch nog op de kop getikt, voor minder!”
Zuurvrij
Beginnersfouten maakt het echtpaar inmiddels niet meer. Tijd voor een rondleiding langs de wanden met knipselkunst, die zorgvuldig gegroepeerd, in passende omlijstingen tentoongesteld wordt. Joke, die een dag per week als vrijwilliger in het Openluchtmuseum Arnhem aan de collectie papierknipwerk besteedt, weet intussen wel hoe ze oude en soms kapotte knipsels moet restaureren en conserveren. „Het liefst achter glas, op zuurvrij papier. En anders in mappen.”
Er komen een paar oude mappen tevoorschijn waarvan de bandjes met grote voorzichtigheid worden losgeknoopt: verzamelalbumpjes uit de periode 1750-1850. „Wij vinden zoiets op beurzen, soms met interessante inhoud.” Inderdaad, tussen de vloeipapierachtige bladen bevinden zich allerlei miniatuurknipseltjes: gesneden uit een oude speelkaart, nog maar half afgemaakt, of juist ragfijn afgewerkt.
Regelmatig wordt het echtpaar benaderd met nieuwe vondsten, door antiquairs, maar ook door particulieren die naar hen zijn doorverwezen. „Het meeste knipwerk is anoniem. We kunnen het grofweg dateren aan de hand van de papierkwaliteit, en door de vele knipsels die we bestudeerd hebben, hebben we soms een vermoeden van de maker.”
Regelmatig stuitten ze op werk van Jan de Prentenknipper (1798-1870). De Verhaves legden hun onderzoek naar deze rondtrekkende Zeeuw vast in een boek. Na een gevangenisperiode begon hij te zwerven, leefde ondertussen samen met een roomse vrouw bij wie hij acht kinderen kreeg die allen jong overleden, trouwde na haar dood nog een aantal keer en stond als vroom man bekend. Kan zo’n veelbewogen leven onzichtbaar blijven in de kunst?
Jan Peter wijst naar een primitief aandoend Bijbelleggertje. Psalm 7, staat er onder een bont tafereel van een leeuw en een lam, een kroon en een kruis. „Nou, wat staat er in psalm 7?” klinkt het ondeugend. „Heere, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red mij. Opdat hij mijn ziel niet rove als een leeuw…” Hierin zou Jans leven wel eens getekend kunnen zijn: die leegstromende zandloper, die het bovenste sluitstuk vormt van deze fraaie compositie.
Een andere wand is bestemd voor een andere lokale knipper: Jan Visscher (1855-1938) uit Urk. In huize Verhave prijkt zijn laatste meesterwerk op groot formaat: de hervormde kerk, met omliggend kerkhof in bijzonder perspectief. ”Jan Visscher. Hout 83 jaar.” Om correcte spelling bekommerde deze vaardige Urker zich niet zozeer, zo blijkt ook uit een tafereel met twee vissersboten: ”Wij.ganen.vissen.wij.ook.goeden.vanst.”
Een wand met Bijbels knipwerk, met antiek werk vol sierlijke initialen, een wand met Jokes jaarlijkse kerstkaarten, voorstellingen uit het Bijbelboek Openbaring – het huis is een museum op zich. Af en toe lenen ze wat werk uit voor een tentoonstelling. „Maar het is zo fijn om het hier om je heen te hebben.” Joke zegt het innig, bijna moederlijk.
Maar de moeder van de papierknipkunst heeft nog één missie: hun ‘kindje’, de knipkunst, op de Unescolijst van Immaterieel Erfgoed krijgen. „Daarover zijn we druk in gesprek. Het is nog niet zover. En subsidie krijg je er ook niet mee, maar het zou wel een enorme stimulans voor heel de Nederlandse knipkunsttak zijn.”
Jan de Prentenknipper (1798-1870)
De oudste knipsels ooit werden gevonden in China, en stammen uit de 5e of de 6e eeuw. Maar papier is kwetsbaar materiaal. Veel oude papierknipkunst ging verloren, behalve wanneer het goed (achter glas) bewaard werd. Oude vondsten worden nu nog wel gedaan in familiebijbels; een conserverende omgeving.
Via handelsroutes verspreidde de knipkunst zich over Europa. Nederland knipt sinds een viertal eeuwen. Aanvankelijk gebeurde dit alleen in gegoede kringen; in gewone huishoudens was de schaar nog geen standaardbezit. Hetzelfde gold voor papier. Rijken konden zich ook perkament veroorloven (dat overigens alleen met het mes bewerkt kon worden).
Ter ere van huwelijken of geboortes werden knipsels gemaakt waarin familiewapens prominent aanwezig zijn. Bekende knipsters zijn onder anderen Anna Maria van Schurman en Belle van Zuylen.
Knipwerken waren in de zeventiende eeuw geliefd en kostbaar. In 1686 gaf een Amsterdamse boekhandelaar zelfs een boekje uit dat de snijkunst moest bevorderen: ”Onderricht der Papiere Snykonst.”
Eind 1700 maakte de heraldiek plaats voor Bijbelse en klassieke symboliek, zoals de levensboom, duiven en engelen. Initialen van opdrachtgevers werden kunstig in het knipsel verwerkt.
In de 19e eeuw –papier en schaar waren intussen goedkoper en bereikbaarder– werd er door mensen uit alle lagen van de bevolking geknipt. Bijbelse voorstellingen, portretten, tafereeltjes, maar ook het praktischer werk: tafelkleedjes, kastrandjes, klokkenkleedjes en randen om bidprentjes. Was je een beetje handig met de schaar, dan kon dat een mooie bijverdienste opleveren. Bekende lokale knippers waren Jan de Prentenknipper (Zeeland) en Jan Visscher (Urk).
Belangrijke figuren die zich na de Tweede Wereldoorlog om de knipkunst bekommerden, waren Hil Bottema (conservatrice van het Openluchtmuseum te Arnhem), mevrouw Kerp-Schlesinger uit Bussum, die veel cursussen gaf, en Wiechert Tjeert Lever, die het Museum voor Papierknipkunst in Westerbork opende, en zelf ook een bekende knipper was.
In 1983 is de Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst (NVvP) opgericht, die dit jaar haar dertigjarig bestaan viert.
De laatste tijd zie je een hernieuwde belangstelling voor knipwerk, bijvoorbeeld in een hip tijdschrift zoals Flow en in Libelle.
De websites van museum en vereniging verwijzen door naar homepages van (jonge) kunstenaars die, elk op hun eigen manier, de knipkunst voorlopig wel in ere en in leven zullen houden
Papiere Sny-konst
Jan Huiszoon heette hij eigenlijk, de ventende zwerver uit Zeeland die zich onvergetelijk maakte door zijn uitzonderlijke knipsels.
Tot aan de Tweede Wereldoorlog vond je ze wel meer, handelaars of ”kasjesventers” die van boerderij naar boerderij zwierven met hun koopwaar, en daarbij graag gebruikmaakten van de hun door boeren toegewezen slaapplaatsen.
Een vetpot was het natuurlijk niet. Jan de Prentenknipper leefde van het snijden van prentjes: vaak Bijbelse voorstellingen die qua formaat precies in een Bijbeltje pasten. Ook legde hij nu en dan de hofsteden vast waar hij onderdak kreeg, in ruil voor het knipsel. Een prachtig voorbeeld hiervan, dat hem heel wat uurtjes gekost moet hebben, is ”Hofstede Westdorp”, waarin zelfs een droevige episode uit het leven van de boer is meegeknipt.
Opvallend aan Jans knipsels is dat ze meestal ingekleurd zijn. Het zijn werelden op zichzelf, vol met symbolen en soms moeilijk te duiden details. Het feit dat hij samenleefde met een roomse vrouw –trouwen met haar mocht hij als protestant niet– zou de devote prentjes kunnen verklaren, waarin christelijke symbolen als kruisen, ankers, en engelen veelvuldig voorkomen.
Het echtpaar Verhave raakte geïnteresseerd in deze zonderling en ging een tijdlang wekelijks op speurtocht in Zeeland, waar ze zijn spoor probeerden te volgen. In 1993 resulteerde dat in een boek, ”Jan de Prentenknipper. Zeeuwse volkskunst langs ’s Heeren wegen” (antiquarisch nog verkrijgbaar).
Waar Jan het knippen geleerd heeft? Onderzoek bracht aan het licht dat hij om onbekende redenen in de cel belandde, en dat hij knipte toen hij daaruit vrijkwam. Onschuldig tijdverdrijf in een schuldige periode.