Een schip vol verhalen in Khartoem
Op de kade van zeilclub Blauwe Nijl in de Sudanese hoofdstad Khartoem ligt een schip boordevol historie weg te roesten.
De thuisbasis van de Blue Nile Sailing Club, terzijde van een centrale weg in Khartoem, heeft nog het meeste weg van een terrein bij een pakhuis. Onder de bomen liggen onder klapperend plastic pallets en allerhande spullen opgeslagen. Centraal op het terrein ligt een oude boot – dé boot, namelijk die van de Britse oorlogsheld Lord Kitchener. Terzijde ervan is een terras aangelegd met uitzicht over de Nijl.
Op een paar meter afstand van het schip zitten twee Sudanezen op plastic stoeltjes onder een boom thee te drinken. „De boot?” lacht de één, met een knik naar het gevaarte. „British.” „Goede boot”, voegt zijn makker er aan toe. „Hij is al heel oud.”
Oud oogt het schip zeker, in goede staat allerminst. De ramen op de eerste etage van de boot staan open en de verf bladdert van het hout. De deuren en ramen op de begane grond zijn dichtgespijkerd. Op het dek liggen grote kartonnen dozen, stukken hout en oud ijzer. Het is nauwelijks meer voor te stellen dat dit gevaarte ooit, grote pluimen stoom tuffend, over de Nijl heeft gegleden.
En trots dat de Britten erop waren. Het oorlogsschip behoorde tot de paradepaardjes van het Britse leger en was met verfijnde technologie uitgerust. Op het dak waren zoeklichten geplaatst om nachtelijke aanvallen van vijandelijke troepen af te weren. Het grootste wapentuig op het schip kon maar liefst 500 keer per minuut zijn dodelijke lading uitspuwen. ”Melik” prijkte er op de voorsteven.
Opstandelingen
Het Britse oorlogsschip maakte deel uit van een vloot die in 1898 een cruciale rol speelde in de zognoemde Slag om Omdurman, een voorstad van Khartoem. Enkele jaren eerder hadden Sudanese opstandelingen onder leiding van Mahdi Muhammed Ahmad, een islamitische Messiasfiguur, de wapens opgenomen tegen het Egyptisch-Turkse gezag. Achter het Egyptische gezag stond het Britse. Sinds de Britten in 1882 Egypte hadden veroverd, was hun ook de zeggenschap over Sudan ten deel gevallen.
In Khartoem trok ten tijde van de opstand gouverneur-generaal Charles George Gordon aan de touwtjes. Hij was in 1884 aangetreden en vond elf maanden later de dood in de strijd tegen de mahdiyya, zoals de volgelingen van de Mahdi zich noemden. Een poging onder leiding van de Britse generaal Horatio Kitchener om Gordon te bevrijden uit de greep van de opstandelingen in 1885 liep op niets uit.
Het was dezelfde Kitchener die in 1898 aan het hoofd stond van een offensief om de macht van de opstandelingen definitief te breken. Onder Brits gezag maakten 8000 Britse soldaten en een gemengde troepenmacht van 17.000 Sudanezen en Egyptenaren in september dat jaar hun opwachting bij Khartoem. Ze werden ondersteund door een vloot oorlogsschepen die vanaf de oevers van de Nijl de strijd konden openen. Die vaartuigen waren van groot belang: Khartoem en Omdurman liggen op de plaats waar de Witte en de Blauwe Nijl elkaar kruisen.
Churchill
De opvolger van de in 1885 plotseling overleden Mahdi, Khalifa Abudullah al-Taashi, had 50.000 soldaten opgetrommeld om de Britten van repliek te dienen. Ze waren veelal slechts bewapend met speren, musketten en andere verouderde geweren. De opstandelingen beschikten over 2 machinegeweren, Groot-Brittannië over 55.
De Sudanese krijgers mochten het koloniale gezag begin jaren tachtig nog door hun enorme overmacht hebben verslagen, nu waren de rollen omgekeerd. De Sudanezen waren geen partij voor de Britten. Een jonge oorlogsverslaggever, de latere premier Winston Churchill, versloeg de strijd als „de meest tekenende triomf ooit van de wapens van de wetenschap tegenover de barbaren.” Zeker 10.000 Sudanese strijders vonden de dood. Aan Britse zijde waren er niet meer dan 48 doden te betreuren.
Aan boord van de Melik voer Kitchener in triomf van het slagveld naar het verwoeste paleis van de gouverneur van Khartoem. Het zou echter nog een jaar duren voor de opstandelingen definitief onderworpen waren. Kitchener werd er in zijn vaderland Groot-Brittannië een nationale held mee en werd prompt benoemd tot gouverneur van Sudan.
De generaal was later commandant in de Tweede Boerenoorlog (1899-1902) in Zuid-Afrika, diende in India en werd in 1914 in de adelstand verheven. Sindsdien mocht hij zich graaf van Khartoem en Broome (in Kent) noemen. Rond het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was hij de Britse minister van Oorlog.
Kantine
Het verhaal van de Melik is met de val van Khartoem in 1898 nog niet afgelopen. Het schip bleef nog een tijdlang dienen in het Egyptische leger, om in 1926 omgedoopt te worden tot kantine van de zeilclub Blauwe Nijl. De (veelal Britse) leden van de club konden op het dek van het schip wat nuttigen of de zeilraces bekijken. Bij de start van die races loste de Melik lange tijd een schot. Later werd er een bel geluid.
Het oude oorlogsvaartuig bleef lang als zodanig in dienst, tot de Nijl in 1987 buitengewoon ver buiten zijn oevers trad en het gevaarte op de wal parkeerde. Daar ligt het nu nog steeds, langzaam te vergaan. Zeilclub Blauwe Nijl heeft geen geld genoeg om het schip op te lappen.
Interessant is dat er in Groot-Brittannië een aantal jaren terug –in 1994– een comité is gevormd om de Melik voor een gewisse ondergang te behoeden. Hoewel veel Sudanezen met gemengde gevoelens naar het Britse oorlogsvaartuig kijken, besloot het Sudanese ministerie van Cultuur mee te werken aan de restauratie van het schip. Dat mag beslist een opmerkelijke vorm van Brits-Sudanese samenwerking heten: in feite helpt Sudan een bij uitstek koloniaal symbool te bewaren voor het nageslacht. Heel hard lijkt het met het opknappen echter niet te gaan.
De Melik teert intussen langzaam weg. En het verhaal erbij.