De Amerikaanse president sprak wel zijn afschuw uit over de Palestijnse zelfmoordaanslag van zaterdag in Haifa, waarbij twintig doden vielen.

Op een persconferentie in het Witte Huis, waar de Keniaanse president Mwai Kibaki op bezoek was, zei Bush zondag met Sharon te hebben gebeld om hem duidelijk te maken dat Israël zich niet terughoudend moet opstellen als het gaat om het verdedigen van het eigen land. Hij benadrukte daarbij wel dat Israël geen stappen moet nemen die tot escalatie kunnen leiden.

De Europese Unie veroordeelde de Israëlische beschieting wel. Volgens Javier Solana, de EU-buitenlandcoördinator, schond Israël het internationale recht door een doelwit op Syrisch grondgebied te bombarderen. Solana zegt dat Israël het recht heeft zich te verdedigen tegen terrorisme, maar dat dit dient te gebeuren „binnen de regels die worden gesteld door de internationale rechtsorde.”

Israël stelt dat het bombardement gerechtvaardigd was omdat het om een trainingskamp zou gaan van de extremistische Islamitische Jihad, die verantwoordelijk is voor een groot aantal aanslagen in Israël en die vanuit Syrië nieuwe acties zou voorbereiden.

Syrië heeft de VN-Veiligheidsraad gevraagd het Israëlische bombardement te veroordelen, maar de door Syrië ingediend ontwerpresolutie wordt geblokkeerd door de Verenigde Staten als er niet ook een veroordeling van Palestijnse terreuraanslagen in wordt opgenomen.

De Israëlische minister van Infrastructuur, Joseph Paritzky, zei maandag dat Israël informatie heeft dat door Iran gesteunde terroristencellen actief zijn in Syrië, Libanon en Sudan en dat de Israëlische regering „bereid is terreur waar dan ook aan te pakken.”

De uitspraak van Paritzky bevestigt de vrees van Israëls buurlanden dat het bombardement op Syrië het begin is van een reeks van aanvallen op hun grondgebied en dat het geweld in het Midden-Oosten de komende maanden ernstig zal escaleren.