Diaconale bureaus organiseren thema-avond ”Regeerakkoord en diaconie”
LEEUWARDEN – De uitvoering van het regeerakkoord van VVD en PvdA leidt tot ingrijpende veranderingen in de zorg. Lokale overheden hebben behalve vele zorgtaken grote vrijheid gekregen bij het besteden van het toebedeelde geld. Hoe moeten kerken en hun diaconieën inspelen op al deze veranderingen?
De diaconale bureaus van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) en de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) hielden woensdag in Leeuwarden een bijeenkomst rond het thema ”Regeerakkoord en diaconie”. Deze en volgende maand zullen zij op verschillende plaatsen een aantal informatieavonden rond dit onderwerp verzorgen.
Woesndagavond legde Hans van der Knijff, verbonden aan het deputaatschap diaconaat van de CGK, voor zo’n twintig belangstellenden uit welke ingrijpende veranderingen er komen in de zorg als gevolg van het regeerakkoord. Van der Knijff –adviseur bij PerSaldo, een belangenvereniging voor mensen met een persoonsgebonden budget (pgb)– gaf aan dat volgens regeerakkoord veel taken in de zorg worden overgeheveld naar lokale overheden. Volgens hem zijn de veranderingen die voortvloeiden uit het zogeheten lenteakkoord voortgezet en uitgebreid in het regeerakkoord.
„De wijzigingen in de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) waren al merkbaar, omdat voor vele individuele voorzieningen een grotere eigen bijdrage moest worden betaald”, stelde Van der Knijff. Volgens hem volgt de grote omslag bij de invoering van de Participatiewet, omdat die uitgaat van het principe dat ieder met een klein beetje arbeidsvermogen aan het werk moet. „In de praktijk komt het erop neer dat vooral van mensen in de bijstand een tegenprestatie wordt verwacht.”
Van der Knijff schetste de ingrijpende veranderingen als gevolg van het nieuwe wetsvoorstel voor de WMO, waarbij veel voorzieningen van deze wet worden overgeheveld naar gemeenten. De toekenning van zorg en voorzieningen wordt individueel naar de mogelijkheden en behoeften van de persoon bepaald.
Volgens de inleider is daarom „het gesprek aan de keukentafel” van groot belang. „In zo’n gesprek worden de mate van hulpbehoevendheid en de gewenste zorg met betrokkene en familieleden, mantelzorgers en vertegenwoordigers van diverse instanties besproken.” Van der Knijff wees op de taken van kerken en diakenen en raadde diakenen aan bij dit gesprek aanwezig te zijn. „Ook al zou de inbreng van een diaken vanwege het ontbreken van specifieke kennis gering zijn, dan nog wordt alleen al zijn aanwezigheid ervaren als een geweldige steun, en bovendien kunnen diakenen wat van zo’n gesprek leren.”
Omdat de huishoudelijke hulp meer door vrijwilligers of door bijstandsgerechtigden moet worden uitgevoerd, zouden hierbij de diakenen ingeschakeld kunnen worden, zei hij. „Het coördineren van vrijwilligerstaken zou een taak voor diakenen kunnen zijn. Diakenen moeten verder overwegen nauwer met plaatselijke politici samen te werken. Dat hoeven niet per se christelijke politici te zijn, omdat soms –tot beschaming– het meeste begrip wordt gevonden bij de SP.”
Een aanwezige merkte op dat er wel erg veel van diakenen wordt verwacht en dat zij meestal al aan het plafond zitten qua taken en budgetten. Een andere diaken zei dat het participeren in een WMO-adviesraad moeilijk is. „De taken zijn zo veelomvattend dat alleen een betaalde kracht dit naar behoren kan doen.” Van der Knijff adviseerde vooral kleinschalig te beginnen.