Utrecht, hoofdstad van „die Ou Republiek”
Het ligt in blauwe stilte verzonken tussen bergen en de weg erheen kronkelt langs hellingen omlaag. Naderend vanuit het noordoosten denkt men de daken te ontwaren van een dorpje in het zuiden van Frankrijk. Of is het toch eerder Spanje?
De bomen en struiken langs de weg herinneren aan beide landstreken. Ook de blauwte van het water in de verte en de witte brug over het kabbelende riviertje zouden zomaar Zuid-Europees kunnen zijn.
Eindelijk in het zonovergoten dorp –na enkele kilometers door het omringende natuurpark te zijn gereden, met velden voor „rolbal” en „krieket”– weet men beter. De taal is hier anders, de mensen zijn het ook en het bord langs de weg spreekt behalve van ”slow” van ”stadig”. Na twee begraafplaatsen met indrukwekkende monumenten staat daar ineens een anglicaans kerkje, gevolgd door de eerste winkels van de Voorstraat. Het is intussen duidelijk: de reiziger arriveert niet in Montreuil-sur-Mer of Bella Vista in Catalonië, maar heel ergens anders. Dit is Utrecht. Niet de Nederlandse stad met die naam, maar zijn naamgenoot in Zuid-Afrika. Utrecht in KwaZulu-Natal om precies te zijn, 300 kilometer van de luchthaven van Johannesburg en ongeveer eenzelfde afstand van Durban aan de Indische Oceaan.
Voortrekkers
Komend vanaf de zuidelijke landstreken van de Kaap sloegen de Voortrekkers –de eerste trekboeren die vanuit de Kaapprovincie noordwaarts de Afrikaanse binnenlanden in trokken– hier ooit hun tenten op. Ze waren dwars door de woestijnachtige streken van de Karoo en de vlakten van de huidige Vrystaat en vervolgens door de passen van de Drakensbergen gereisd. Eigenlijk waren het geen tenten die ze opsloegen, maar hielden ze hun befaamde ”ossewa’s” (ossenwagens) stil, vonden goede weiden voor hun kudden (ze noemden de plaats oorspronkelijk Schoonstroom) en bouwden in de jaren daarna hun eerste simpele huizen.
Toen, in maart 1856, werd op voorspraak van de predikant dr. H. E. Faure, direct na de eerste genotuleerde „kerkraadsvergadering”, de naam vastgesteld als Utrecht. Dr. Faure deed zijn voorstel „ter nagedagtenis van sy vader, dr. Abraham Faure, wat met soveel luister aan die universiteit van Utrecht in Holland gestudeer het.”
Namen van befaamde Voortrekkers uit die eerste tijd worden nog rondverteld en staan opgetekend in de gedenkboeken, speciaal die van Cornelius van Rooyen, Johannes Christiaan Klopper en Andreas Theodorus Spies. Zij werden vooral bekend als Utrechts eerste „veldkornet”, eerste commandant en eerste „landdros van die Ou Republiek.”
Republiek van Utrecht
Die Ou Republiek? Inderdaad bestond ooit de Republiek van Utrecht. Haar geschiedenis strekt zich uit van circa 1850 tot 1899, en vooral de jaren 1854-1858 waren een hoogtepunt in haar zelfstandig staatkundig bestuur. Landdrost Spies kon, geholpen door commandant Klopper en veldkornet Van Rooyen, vrijwel als een soeverein president regeren.
Lang echter duurde die zelfstandigheid niet. Aan de ene kant was er de voortdurende dreiging van de Zoeloes onder heersers zoals Mpanda en Cetshwayo, opvolgers van de roemruchte Dingaan. Grensconflict volgde op grensconflict, ook met de ooit door Van Rooyen zelf tot koning gezalfde Mpanda.
Aan de andere kant was er de wisselende verhouding met enerzijds de Engelse koloniale macht (Engeland had in 1843 Natal officieel tot een deel van het Britse imperium verklaard) en anderzijds de Republiek Transvaal. Transvaal, met aan het hoofd president Martinus Wessel Pretorius, zoon van de Voortrekker Andries Pretorius, beschouwde de volksgenoten die in het district Utrecht waren achtergebleven als deel van de eigen republiek. Daarvan waren de Utrechters echter meestal niet gediend. Dus ontstond er veel dispuut, staatkundig en –veelal direct daarmee verbonden– óók kerkelijk.
Boeren
De achtergrond was kort gezegd als volgt. Aan het begin van de negentiende eeuw was de Kaapkolonie onder Britse heerschappij gekomen. Veel inwoners wilden niet onder die heerschappij leven. Zo ontstonden, vooral in de jaren 1835-1836, de diverse trektochten van groepen Afrikaanssprekende Boeren noordwaarts. Vrijwel allen waren lidmaat van de Nederduitsch Hervormde of Gereformeerde Kerk. Net als in Nederland werden die beide benamingen afwisselend gebruikt.
Ook de Kaaps-Hollandse Kerk kwam steeds meer onder Engelse invloed. Pijnlijk punt voor de weggetrokken Boeren was dat die kerk zich hun lot niet of nauwelijks aantrok. Toch wisten velen van de Voortrekkers zich blijvend lidmaat van die kerk en bijvoorbeeld doop en ”nagmaal” vonden na lange omzwervingen toch in het verband van die kerk plaats. Anderen echter voelden zich volkomen in de steek gelaten en zochten hulp van nieuwe predikanten, vooral uit Nederland. Die Nederlandse eerwaarde heren of ook geordende predikanten, afgewisseld door een Amerikaanse zendeling zoals ds. Daniel Lindsey, volgden veelal een eigen koers.
Bekend werd vooral de Nederlandse pionier ds. Dirk van der Hoff, begin november 1852 aangekomen in Kaapstad en daar als predikant gelegitimeerd. Zijn arbeidsveld was vooral in de Transvaal. Hij werd er het boegbeeld van de Nederduitsch Hervormde Kerk, die uiteindelijk de staatskerk van de nieuwe Zuid-Afrikaanse Republiek zou zijn.
In het Utrechtse district echter waren de meesten afkerig van zijn inmenging. Zij vertrouwden Van der Hoff (product van de als liberaal bekendstaande Leidse universiteit!) niet en in rechtstreeks verband daarmee evenmin de politiek van de steeds machtiger wordende Zuid-Afrikaanse Republiek. Pas na een aantal jaren veranderde dat en sloot ook Utrecht, hoewel gelegen in Natal, zich aan bij de Transvaalse Zuid-Afrikaanse Republiek met haar hoofdstad Pretoria. Die aansluiting duurde tot 1902, het einde van de door de Boeren verloren Tweede Vrijheidsoorlog. Daarna werd Utrecht weer een district van het Britse Natal.
Tastbaar
Wie vandaag rondgaat in het Zuid-Afrikaanse Utrecht stapt linea recta een geschiedenis van ruim 150 zichtbare en tastbare jaren binnen. Vooral de eerste tijd van Utrechts bestaan en vervolgens speciaal de ingrijpende gebeurtenissen van de Anglo-Zoeloe-oorlog (1878-1879) en de twee vrijheidsoorlogen (1880-1881 en 1899-1902) hebben hun diepe sporen nagelaten. Ook de verbondenheid van de Utrechters met de verschillende groepen zijn vandaag nog zichtbaar: met de Engelse regimenten werd gestreden tegen de Zoeloes; tegen de Engelsen in de twee vrijheidsoorlogen. Oorspronkelijk allereerst verbonden met de Kaap is er de Nederduitsch Gereformeerde Kerk; verbonden vooral met Transvaal een kleine Nederduitsch Hervormde Kerk.
Opvallend in het dorp is allereerst het werkelijk monumentale kerkgebouw van de Nederduitse Gereformeerde Gemeente. Zo luidt nu (volgens het kerkblad) haar officiële naam. De gemeente behoort dus tot de landelijk gezien grootste protestantse denominatie, de Nederduits Gereformeerde ofwel NG-Kerk. Volgens de onlangs gehouden census telt deze kerk in Zuid-Afrika ruim een miljoen leden (de Nederduits Hervormde Kerk een goede honderdduizend). Een gedenkplaat aan de kerkmuur meldt dat de eerste steen op 23 oktober 1891 gelegd werd door commandant-generaal P. J. Joubert. De kerk werd ingewijd op 21 april 1893.
Op het ruime terrein van de kerk, aan de kant van de Kerkstraat, staat ook een monument voor „kapitein” Leo Pokrowksy, een Pool die in de Tweede Vrijheidsoorlog samen met de Boeren vocht tegen de Britten. Ooit was hij majoor in het Russische leger. Hij kwam naar Zuid-Afrika om bij de Boeren de tactiek van de guerrillaoorlog te leren, maar werd zó door hun idealen gegrepen dat hij meevocht aan hun kant.
Zelf noemde hij zijn dienst in gebrekkig Afrikaans: „Ek help bietjie” en met „bietjie” bedoelde hij dan de Boeren die het op moesten nemen tegen „die baie” ofwel de grote Engelse overmacht. Op 25 december 1900, toen hij probeerde Utrecht van de Britse bezetter te bevrijden, raakte Pokrowsky ernstig gewond bij de plaas (boerderij) Paardepoort. Kort daarop is hij, na in het dorp verpleegd te zijn, te Utrecht overleden.
Op deze kerstdag sneuvelden ook Petrov en Duplov, twee Russische kapiteins. De stenen herdenkingstafels onder aan het monument voor Pokrowsky melden de namen van de vele Afrikaanse burgers die in de uiteindelijk verloren oorlog omkwamen. Samen met de genoemde Russen en vele anderen liggen zij begraven op die ”Ou Begraafplaas”, in de nabijheid van bekende Voortrekkers, een aantal predikanten, de eerste vicaris-generaal van de Anglicaanse Kerk in Zoeloeland en vele Britse soldaten.
Eveneens aan de Kerkstraat, tegenover de NG-kerk, staat een monument voor Petrus Lafras Uys. Hij behoorde tot een roemrijke familie van Voortrekkers. Tijdens de Anglo-Zoeloe-oorlog van 1878-1879 had hij een commando van veertig Utrechtse burgers op de been gebracht om, samen met de Engelsen, de Zoeloes te bestrijden. Na een roemrucht gevecht sneuvelde hij op 28 maart 1879. De gedenkplaat bij zijn monument vertelt verder dat dit gedenkteken samen met burgers opgericht is door de soldaten van de dankbare Engelse kolonel (later veldmaarschalk) Henry Evelyn Wood. Zo konden in deze jaren de verhoudingen tussen Boer en Brit wisselen.
Pastorie
Niet meer bij de kerk aan de Kerkstraat, maar direct „om die draai” aan de nabijgelegen Loopstraat, staat de prachtige ”Ou Pastorie”. Deze in veel opzichten oud-Hollandse pastorie was gebouwd voor een van de eerste predikanten, ds. Hendrik Ludolph Neethling. In de jaren 1874-1893 heeft hij enorm veel voor Utrecht en wijde omgeving betekend. De pastorie is nu Utrechts museum en er zijn onder meer brieven van Neethling in te zien die hij schreef aan zijn broer die predikant was op Stellenbosch. Ze gaan over zijn lange reizen te paard door berg en dal onder de brandende zon, zwemmend door brede rivieren en wadend door de modder. En niet minder over zijn pastorale zorg voor het somtijds „verloren” dorp met vele aan drank en wellustige dans verslaafde mensen tussen de Balelebergen.
Ook zijn vrouw, een zus van de bekende hoogleraar John Murray van Stellenbosch en van de internationaal nóg bekender geworden dr. Andrew Murray, trok diepe sporen in het Utrechtse. Zij was actief in het plaatselijke onderwijs en zo ontstond op Utrecht de Neethlinghofschool. Samen met haar twee dochters verbleef Elisabeth Neethling in een Brits concentratiekamp. Haar bevindingen daar schreef zij op. Om in het kamp te komen moest zij met haar kinderen eerst per trein naar Pietermaritzburg. Zij eiste een kaartje „eerste klas.”
Wildpark
Het huidige Utrecht lijkt intussen opgestaan uit zijn slapend verleden. Een comité beijvert zich om het prachtige dorp met zijn ruime, door bomen omzoomde straten en soms prachtige huizen voor de belangstellende toerist aantrekkelijk te maken. Welke plaats waar ook ter wereld ligt te midden van een schitterend wildpark met kameelperde (giraffen), wildebeeste (gnoes), impala’s, bobbejane (apensoort), zebra’s en vogels en planten in bijna ontelbare variëteit?
Misschien kan het, ook na alle politieke en maatschappelijke verandering ná 1994, nog het best gezegd worden met de woorden van het eertijdse Utrechtse parlementslid Sannie van Niekerk: „Lieflik soos ’n juweel, omring deur die bome wat vir hom wag staan, is Utrecht nog steeds die droomdorpie van verkwikkende rustigheid en kalmte. En sy mense? Gewone mense, nie uitspattend, gespanne deur ambisieuse strewe nie, maar mense wat daagliks hulle plig doen, geskraag deur die ideaal van ’n lewe vol ryk en van die dinge wat waarlik tel – vriendelikheid, opregtheid, minsaamheid, naasteliefde en Christelikheid.”