Indianenverhalen getest
Indianen hebben felgekleurde veren in hun haar en gaan gewapend met pijl en boog. Of niet?
Toen ik tien of elf jaar oud werd, kreeg ik voor mijn verjaardag zo’n mooie tipi: een roodbruin tentdoek, bijeengehouden door vier bamboestokken. Het indiaantje spelen kon beginnen. Het werd niet alleen oorlog: de kleine tipi gaf mij als kind een veilig gevoel, en het schijnt dat ik er wel eens in slaap ben gevallen.
Maar als er onraad dreigt, mag de indiaan natuurlijk niet slapen. Dat las ik in de boeken over Arendsoog, geschreven door het Haagse schoolmeester Johannes Nowee. Ze gaan over Bob Stanhope, een Amerikaanse veehouder met een ranch in Arizona. De indianen noemen hem Arendsoog dankzij zijn scherpe ogen. Zelfs in het donker kan Arendsoog uitstekend zien. En zijn indiaanse vriend Witte Veder heeft een scherp gehoor, kan het weer voorspellen en kent de geheimen van de indiaanse geneeskunst. Beide mannen zijn geweldige schutters en sluipers: dé combinatie voor menig staaltje van heldenmoed.
Ik ben van de Arendsooggeneratie, en zo heeft ieder z’n eigen beeld van ”de” indiaan meegekregen. De één groeide op met Klukkluk, een aardig maar dom en onfortuinlijk persoontje uit de kinderserie Pipo de Clown. Een ander met Winnetou, personage uit de verhalen van Karl May, of met Hiawatha, een stripfiguurtje van Disney. In Nederland, ver van Amerika, hebben we zo onze eigen stereotypen gemaakt, leert de expositie ”The American Indian” in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.
Maar kloppen al die beelden?
Om je indiaanbeeld te testen kun je naar het Amsterdamse godshuis. De presentatie begint bij de vele stereotypen die er bestaan over de Noord-Amerikaanse indianen: krijgers met verentooi, met pijl en boog te paard, of bij een tipi – die ten onrechte vaak wigwam wordt genoemd. Ze zitten rondom een totempaal en roken een vredespijp.
Dergelijke beelden zijn niet uit de lucht gegrepen, maar op z’n minst verdraaid of versimpeld. Het zijn bijna allemaal kenmerken van de prairie-indiaan uit het Middenwesten van de Verenigde Staten.
In werkelijkheid leven er in Canada en de VS meer dan 500 heel verschillende cultuurgroepen. De totempaal bijvoorbeeld is geen attribuut van de prairie-indianen. Deze leefden als nomaden en zouden nooit zo’n zwaar gevaarte meezeulen: de rood en groen beschilderde totempaal op de expositie is maar liefst 9 meter hoog en 2,5 ton zwaar. Bovenaan prijken kop en vleugels van een enorme dondervogel – heerser over de hemelen. Met zijn knalgele snavel torent hij boven alles uit. Daaronder de orka, een trouw dier dat symbool staat voor familie en vriendschap, de raaf als de boodschapper, en onderaan de mens.
De totempaal wordt traditioneel gemaakt aan de westkust van Canada. De tipi is bij uitstek de nomadentent van de prairie-indianen. En een wigwam is juist een meer permanent onderkomen dat op de prairies dus niet voorkomt.
Bestaande indianenverhalen zijn onlosmakelijk verbonden met de Europese en de Nederlandse geschiedenis. De indiaan werd gezien als een vreemde, een wilde. Zo werd hij door Nederlanders die Nieuw-Amsterdam stichtten beschreven. Die vreemde en wilde indiaan kon zowel positief als negatief worden geduid: hij was een schurk en barbaar, of een „nobele wilde” en wijze.
Dat Europeanen hun rijkdom bouwden op uitbuiting en slavernij, blijkt ook in hun verhouding met de indianen. Europese kolonisten brachten mazelen, pokken, cholera en geelzucht mee naar Noord-Amerika. De ziekten veroorzaakten een slachting van ongekende omvang: 150 jaar na het eerste contact telde de indiaanse bevolking nog maar 5 tot 10 procent van het aantal vóór de komst van de Europeanen. De arrogante houding van de blanke bevolking leidde tot oorlogen, tot de ”Indian Removal Act” van 1830 en in 1890 tot een slachtpartij bij Wounded Knee in South Dakota. Krijgers, vrouwen en kinderen werden op gruwelijke wijze door het leger van de VS afgeslacht.
In dit Grote Lijden hebben indiaanse ambachtslieden hun erfgoed bewaard. De expositie laat zich bekijken als een eerbetoon aan deze groep kunstenaars, aan de hand van zeven kunsttradities: borduurwerk van stekelvarkenstekels uit het Grote Merengebied, historieschilderkunst van de prairies, pueblokeramiek uit het zuid-westen, Navajoweefkunst, Californisch mandvlechtwerk, houtsnijwerk van de noordwestkust en gesneden sculpturen uit het verre noorden.
De fotografen Morad en Natasja Bouchakour maakten rond de Amerikaanse verkiezingen een serie portretten. Oog in oog met deze indianen vervluchtigen de stereotypen pas echt, en zie je mensen zoals wij: een kapper, een monteur, een scholier, een moeder.