Commentaar: Calvijn deelt idee van Van der Burg over Kerst
De Amsterdamse wethouder Van der Burg (VVD) heeft voorgesteld om de tweede feestdagen bij Kerst, Pasen en Pinksteren af te schaffen en als gewone vrije dagen terug te geven aan de werknemers. Christelijk Nederland reageert verschrikt. Ook dat nog. Calvijn zou er echter niet door van zijn stuk zijn gebracht. Prima, goed idee.

Ons land kent drie christelijke feesten waarop de economie tot stilstand komt. Bij twee feesten –Pasen en Pinksteren– valt de eerste gedenkdag op zondag, waarop nog steeds het grootste deel van de bevolking niet behoeft te werken. De tweede feestdag is dan op maandag. Voor veruit de meeste mensen is dat een extraatje: geen vakantiedag opnemen, er wel een hebben.
Kerst is op deze regel uitzondering. De herdenking van Christus’ geboorte wordt op een vaste datum gevierd. De twee dagen die daarvoor zijn gereserveerd schuiven daardoor elk jaar een dag in de week op. Wanneer kerstfeest, zoals dit jaar, midden in de week valt, is er feitelijk een week lang nauwelijks economische activiteit.
Al eerder is gesuggereerd om vanwege het verlies aan werkbare uren de tweede feestdagen rond Pasen en Pinksteren af te schaffen. Kerst bleef altijd buiten schot. Met de suggestie om tweede kerstdag niet meer een officiële vrije dag te laten zijn, heeft Van der Burg de discussie over de tweede vrije dag in december geopend. Hij wil dat overigens niet om economische redenen, maar om de burger maximale keuzevrijheid te geven.
Protestanten die zich daar onmiddellijk tegen verzetten, moeten bedenken dat er tijdens de Reformatie ook veel discussie was over het houden van het kerstfeest. Calvijn was daar tegen uit afkeer van de vele roomse heiligendagen. Hij was bang dat al die speciale feestdagen het unieke karakter van de zondag als wekelijkse rustdag bedreigden. Daarom hield hij op een van de laatste zondagen van het jaar wel een kerstpreek, maar op 25 december niet.
Ook tijdens de Nederlandse Reformatie stond Kerst onder druk. Op de synode van Dordrecht (1574) werd het standpunt van Calvijn overgenomen. Kerstfeest ontaardde immers nogal vaak in eten, drinken en feesten. Later werd dit besluit weer teruggedraaid. De praktijk bleek weerbarstig te zijn. Toch werd het verbod op kerstviering op 25 december halverwege de 17e eeuw tijdelijk in Utrecht weer van kracht.
Ondanks dit alles is het beroep nu op Calvijn wel iets te gemakkelijk. Voor hem stond de ontsporing van Kerst ter discussie. Maar het heilsfeit van Christus’ geboorte wilde hij nadrukkelijk wel in december aandacht geven. Daarvoor moesten alle inwoners van Genève op zondag wel naar de kerk komen. Dat zal de Amsterdamse wethouder Van der Burg bepaald niet onderschrijven. Hij wil ieder vrij laten in zijn keuze.
Dat was zeker niet de gedachtegang van Calvijn. Ieder schepsel moest stilstaan bij het belangrijkste feit uit de wereldgeschiedenis: Christus’ komst naar de aarde. Om daar tijd voor vrij te maken, is het in onze moderne maatschappij goed daar vaste dagen voor te reserveren. Klemmende vraag is dan wel of mensen de dagen vullen met stille overdenking of met luidruchtig feesten.