De wijzen uit het Oosten gaven goud, wierook en mirre
De wijzen uit het Oosten gaven Jezus na hun aanbidding geschenken: goud, wierook en mirre (Matth. 2:11). Niet alleen hier, maar ook elders in de Bijbel is er sprake van wierook en mirre.
In Exodus 30:23 wordt bevolen dat bij het bereiden van heilige zalfolie de zuiverste mirre en in vers 34 bij het bereiden van reukwerk zuivere wierook gebruikt moesten worden. Hieruit blijkt dat er verschil in kwaliteit was. Vaak werden er ook andere stoffen aan toegevoegd.
Wierook is in het Hebreeuws ”lebonah”, een woord dat afgeleid is van wit of glanzend. Daarmee duidt de Bijbel een plantensap aan van de struik Boswellia sacra of andere soorten van hetzelfde geslacht. Deze scheiden de sap af als een hars die spontaan uit de bast van de struiken druppelt. Door inkepingen in de bast te maken konden wierookverzamelaars de productie van hars bevorderen. Wierook uit de inkepingen was echter van mindere kwaliteit.
In Israël werd de wierookhars waarschijnlijk vanuit het Arabische schiereiland en Oost-Afrika ingevoerd. Bekend is dat in de oudheid ook in het Jordaandal aanplantingen van Boswellia zijn geweest.
Zuivere wierook was echter duur. Daarom werden ook goedkopere harsen gebruikt, zoals die afkomstig van zonneroosjes (Cistus species). Deze plant groeide wel in Israël, vooral op de hellingen van de Libanon.
Wierook was een veel gebruikte gave bij offerdiensten in tempels en heiligdommen. In tal van godsdiensten, zoals het boeddhisme, neemt wierook branden nog steeds een belangrijke plaats in. De oorspronkelijke betekenis van wierook is ”wijrook”, rook om te wijden.
Wanneer wierook op het vuur wordt gelegd, brandt hij met een knetterende, heldere vlam en geeft een sterke geur.
Mirre is eveneens een geurige hars, maar is afkomstig van de struik Commiphora myrrha. De bast van deze struiken of kleine bomen wordt aangesneden en het opgevangen melksap stolt tot een harsachtige substantie.
De plant komt voor in warme droge streken van Oost-Afrika, het Arabische schiereiland en West-India. De takken dragen doorns en hebben kleine driedelige blaadjes die weinig vocht verdampen.
Mirre was vooral een geurend bestanddeel van zalven en cosmetica. We komen mirre bij de Heere Jezus tegen zowel bij Zijn geboorte als Zijn sterven. De stof werd ook gebruikt om wijn te kruiden. Het Hebreeuwse ”mir” betekent bitter (vergelijk met ”mara”).
De mirrestruik behoort tot dezelfde familie als Boswellia. Geen enkel lid van deze plantenfamilie komt in onze streken voor. Ze bestaat uit houtige gewassen in warme, droge gebieden. Vertegenwoordigers produceren geurige stoffen.
Beide planten zijn in ons land niet goed te kweken. De enige mogelijkheid is in een verwarmde vetplantenkas waar de temperatuur niet beneden de 5 graden Celsius komt. Ook dan missen ze echter de nodige uren zon.
Dit is het zesde deel in een serie artikelen over Bijbelse planten.