Binnenland

Rechtbank ziet geen bewijs voor valsemunterij

De rechtbank in Rotterdam heeft dinsdag acht verdachten vrijgesproken van het op grote schaal vervalsen en verkopen van vooral Duitse marken. De rechters concluderen dat de aanklager uiteindelijk te weinig bewijs voor de valsemunterij op tafel heeft weten te leggen.

ANP
30 September 2003 17:28Gewijzigd op 14 November 2020 00:36

De rechtbank gaf verdachte J. van Z. wel een straf van vier maanden cel voor het bezit van valse bankbiljetten ter waarde van 95.000 gulden en het bezit van een kleine hoeveelheid hasj. Een andere verdachte kreeg drie weken voor diefstal van een portemonnee.

De verdachten komen allemaal vrij omdat ze langer dan hun straf in voorarrest hebben gezeten. Het proces tegen hen loopt al sinds 2000.

De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie (OM) toen niet–ontvankelijk omdat de Nederlandse justitie en politie bewust informatie zouden hebben achtergehouden over het oproepen van een Duitse politie–infiltrant. Het gerechtshof in Den Haag vond die beslissing onterecht en bepaalde dat het proces alsnog moest worden afgemaakt.

De rechtbank wilde destijds deze undercoveragent ondervragen over zijn rol in het onderzoek naar de valsemunters. Het OM was hier eigenlijk tegen, maar beloofde alles in het werk te stellen om de Duitser naar de rechtszitting te krijgen.

Uit correspondentie bleek toen echter dat vooral het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), waar infiltratieteams onder vallen, de Duitse politie opriep hieraan niet mee te werken. Het KLPD vreesde voor een precedentwerking. De politie wil niet dat undercoveragenten in het openbaar worden ondervraagd.

De bende valsemunters, onder wie vooral Sinti– en Roma–zigeuners, had volgens de aanklager voor enkele miljoenen euro’s aan vals geld in bezit gehad en verkocht. Tot de leden van de bende behoorde volgens justitie ook de Nederlander Van Z. Hij zou het geld in België hebben gedrukt.

De grote vraag tijdens dit nieuwe proces was of de drie ingezette infiltranten, de twee Nederlanders Gerrit en Colin en de Duitse Luja, zich schuldig hebben gemaakt aan uitlokking. Opsporingsdiensten mogen in Nederland namelijk geen criminele handelingen uitlokken. Tijdens het proces werden alle drie geheel vermomd in een grijze box gehoord. Mogelijk was er ook nog een Duitse burgerinfiltrant bij de zaak betrokken, maar daarover wilden de Duitse autoriteiten geen mededelingen doen.

Volgens de rechters is niet bewezen dat de verdachten zonder tussenkomst van de undercoveragenten ook in vals geld zouden hebben gehandeld. Ook is niet duidelijk of de verdachten aan anderen dan de infiltranten hebben geleverd. Om die reden besloot de rechtbank tot vrijspraak.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer