Kees Stap stopt na 61 jaar met textielhandel
EST – „De contacten met mijn klanten; die ga ik het meest missen. Mooi om bij zo veel mensen thuis te komen. De vele gesprekken waren me dierbaar. In al die jaren bouw je een vertrouwensband op.” Na 61 jaar stopt Kees Stap uit het Gelderse Est met zijn handel in textiel en mode. Daarmee komt er na 84 jaar een einde aan het familiebedrijf.
Samen met dochter Jeanette (48) vertelt Stap over het wel en wee van het bedrijf. „In de winter van 1928/1929 is opa Jan Stap begonnen met het venten van textiel en manufacturen. Hij deed dat op de fiets. Voorop had hij een legerkist, achterop twee koffers.” De zaken gingen zo voorspoedig dat er in 1931 een winkel aan de Molenstraat in Ophemert werd geopend.
In 1951 ging Kees –net 16– meedraaien in het bedrijf; eerst met zijn brommer, later met de auto. De firma Stap bouwde van lieverlee een steeds grotere klantenkring op in het gebied tussen Tiel en Waardenburg. Toen Kees verkering kreeg met zijn latere vrouw Hilleke Pellegrom werd ook zij ingeschakeld. „Moeder kwam van een boerderij, maar werd meteen door opa ingewerkt. Ze bleek een natuurtalent. Vanachter de koeien ging ze zo de textiel in. Ze was geknipt voor het werk”, zeggen man en dochter vol trots.
Na hun huwelijk in 1960 gingen Kees en Hilleke bij de winkel wonen. Woninginrichting werd een steeds belangrijker tak van het bedrijf. „Na 1970 werden er in de regio veel woningen gebouwd. Er was veel vraag naar onze spullen. We konden het amper bolwerken. Een van de winkelmeisjes was weken achtereen bezig om gordijnstof te knippen. Moeder heeft in die tijd kilometers gordijnen genaaid.” Stap ging vervolgens de woningen inrichten. „Iedereen wilde dat vader zélf langs kwam”, herinnert Jeanette zich. „Hij werkte zo netjes. Maar eigenlijk was pa veel te goeiig. Wanneer hij bij mensen thuis kwam, bleek nogal eens de kamer niet leeg te zijn. Dat ging hij altijd meehelpen sjouwen.”
Ook Jeanette en haar broer Jan (51) gingen van lieverlee meewerken. „We rolden er gewoon in. Mijn broer was een jaar of tien toen hij er met zijn fiets op uittrok met washandjes, zakdoeken en theedoeken. Op één middag verkocht hij voor 100 gulden. Ik stond een keer in de winkel toen het druk was. Mijn vader was met een klant bezig toen iemand mij aansprak: „Kun jij me niet helpen? Probeer het maar.” Ik heb toen een eethoek en een salontafel verkocht. Mooi voor 800 gulden. Wat was ik trots. Nu vader stopt, gaat het mijn broer en mij haast nog meer aan het hart dan vader.”
In de jaren tachtig begon het bedrijf modeshows. „Die trokken tussen de 250 en de 300 bezoekers per keer. De zaal puilde uit. Het hele verenigingsleven in Ophemert lag op zo’n dag plat. Iedereen zat bij ons”, lacht Kees.
In 1992 stopte de familie met de winkel, omdat moeder en dochter problemen met hun gezondheid kregen en het werk te zwaar werd. In 1995 begon vader Kees toch weer met de verkoop. Jeanette: „Dat was uit hobby. Hij zat in de wachtkamer in het ziekenhuis en begon een praatje. Voor je het wist had hij een paar spijkerbroeken verkocht.” Zo bracht Stap de laatste jaren nog 11.000 spijkerbroeken aan de man.
Bij het scheiden van de markt benadrukt Stap dat hij vooral de band met zijn klanten gaat missen. „Sommige mensen weten nog dat ze spullen bij mijn vader hebben gekocht. Bij de mensen thuis, maar ook in de winkel hoorde je zo veel verhalen. Er werd niet geroddeld. Als dat gebeurde zei moeder altijd: „Ga dat maar buiten doen.” Maar verder: de winkel leek wel een maatschappelijk bureau. We hoorden vaak vertrouwelijke dingen. We woonden pal tegenover de pastorie. Ik zei wel eens tegen de dominee: „Wij horen meer dan u.” Maar nu is het voorbij. En ik vind dat prima. Ik ben dankbaar dat ik dit werk zo lang heb mogen doen. Het is mooi geweest.”