Een ark gemaakt van sittimhout
Bij de bouw van de tabernakel in de woestijn en wat daarbij hoorde als ark en altaar, staat in de Bijbel geschreven dat het gemaakt moest worden van sittimhout. Van welke boomsoort komt dat hout?
In Jesaja 41:19 wordt gezegd dat de Heere in de woestijn de sittimboom zal laten groeien. Het is de enige Bijbelplaats waarin deze boom genoemd wordt. In flora’s van Israël of omliggende landen zoek je echter tevergeefs naar de sittimboom.
Wie kijkt naar het Hebreeuwse woord dat voor sittimboom wordt gebruikt, ziet dat er ”shitta” staat (meervoud ”shittim”). De Statenvertalers wisten blijkbaar niet om welke bomen het ging en hebben het Hebreeuwse woord onvertaald gelaten. In de King Jamesvertaling staat ”shittah tree”. De NBG-vertaling van 1954 en de hertaalde versie van de Statenvertaling (HSV) spreken echter van acaciahout. Voor joodse Schriftverklaarders en botanici bestaat er al lange tijd geen twijfel over dat het genoemde sittimhout afkomstig is van de acacia. Ze komen tot die conclusie omdat in het Arabisch een nauw verwant woord gebruikt wordt voor een acaciasoort die in Zuid-Israël, Egypte en het Arabisch Schiereiland groeit.
Nu zijn er vijf verschillende soorten acacia inheems in Israël, maar de soort die hier bedoeld zou zijn is de gewone acacia (Acacia tortilis). Van de vijf soorten komen er twee niet in de Sinaï voor en twee andere zijn er vrij zeldzaam. Het hout van deze laatste is bovendien niet zo geschikt als timmerhout. De gewone acacia daarentegen kwam wel veel in de woestijn voor en leverde goed timmerhout.
Acaciahout heeft een fijne nerf, is warm oranjebruin van kleur en is erg duurzaam. De Egyptenaars gebruikten het bij het maken van mummiekisten en schepen. Op basis van de twee genoemde feiten mogen we aannemen dat met sittimhout acaciahout is bedoeld.
Toen Jozua aan het eind van de woestijnreis twee verspieders uitzond, was Israël gelegerd te Sittim. Deze plaatsnaam wijst erop dat in dit gebied veel acacia’s groeiden. Ook elders in de Bijbel kom je de naam Sittim tegen als plaatsaanduiding, soms in combinatie met andere woorden.
De meeste acaciasoorten groeien in Amerika, Afrika en Australië en dan vaak in droge gebieden. In ons land kom je de echte acacia alleen tegen als kuipplant en één soort een enkele keer als potplant. Een boom die hier vaak acacia wordt genoemd, is Robinia pseudoacacia. Dat dit eigenlijk onjuist is, geeft de soortnaam pseudoacacia, valse acacia, al aan. Hij lijkt veel op de echte acacia en behoort tot dezelfde familie van vlinderbloemigen, maar –en daar zit hem het verschil– niet tot het geslacht Acacia.
Veel acacia’s hebben doornen en bloeien met donzige bolletjesbloemen die sterk op die van mimosa lijken. Na de bloei ontstaan er peulvormige vruchten die voedsel verschillende dieren tot voedsel dienen.
Dit is het vijfde deel in een serie artikelen over Bijbelse planten.