Buitenland

Lebensborn: nazi-Duitsland zocht in Polen naar raszuivere kinderen

In het bezette Polen, Oekraïne en Rusland zocht nazi-Duitsland naar ”raszuivere” kinderen. Duizenden jongens en meisjes met blond haar en blauwe ogen werden meegenomen, onderzocht en in Duitse pleeggezinnen ondergebracht. „Lang wist ik niet bij wie ik eigenlijk hoorde.”

10 December 2012 07:20Gewijzigd op 15 November 2020 00:43
Barbara Paciorkiewicz op haar 70e verjaardag. Foto Barbara Paciorkiewicz
Barbara Paciorkiewicz op haar 70e verjaardag. Foto Barbara Paciorkiewicz

Barbara Paciorkiewicz is door het leven getekend, zoals dat heet. Uiterlijk is haar dat niet aan te zien. De in 1938 geboren Poolse woont op een flat vierhoog in de stad Lodz en is nog goed gezond. „Een lift is hier niet. Dus iedere keer als ik naar buiten moet voor een boodschap of als ik bij mijn kinderen op bezoek ga, moet ik 88 treden nemen, 44 naar benden en 44 weer omhoog. Gelukkig heb ik daar nog de kracht voor, maar dat houdt een keer op.”

De vitale Poolse draagt een loodzwaar verleden met zich mee. Wie haar daarover hoort vertellen, verbaast zich over haar enorme veerkracht.

Barbara is in 1942 vier jaar oud als haar oma haar op bevel van de Duitse bezetter meeneemt naar de afdeling jeugdzaken op het gemeentehuis in Lodz. „Mijn moeder was kort na het begin van de oorlog overleden als gevolg van een hartaanval. Waar mijn vader was? Geen idee. „Hij is in Warschau”, zei mijn oma altijd. Misschien was hij ondergedoken, misschien had hij mijn moeder verlaten”, zegt Paciorkiewicz vloeiend in bijna perfect Duits.

Barbara wordt op het gemeentehuis onderzocht. Het meisje moet achterblijven, omdat ze beter moet worden bekeken. Het kind, een kleuter nog, heeft blond haar, is half wees en is daarom interessant voor de Duitse ”rasspecialisten”. Die willen haar heropvoeden en onderbrengen in het Duitse rijk, waar ze tot een Duitse kan worden gemaakt.

Wat gebeurde er met u nadat uw oma was vertrokken?

„Dat weet ik niet meer. Voor zover ik in archiefstukken heb kunnen nagaan, waren de Duitsers tevreden over mij, want ik werd op 21 februari overgebracht naar het kindertehuis aan de Mark-Meissenstraat 66. Daar werd ik vermoedelijk opnieuw onderzocht en getest. Mijn oma heeft me daar nog een keer gezien, door het hek. Later vertelde mijn oma dat ik op een vraag van haar in het Duits had geantwoord. In het tehuis werd Duits gesproken, Pools was verboden.”

Vanuit het kindertehuis aan de Mark-Meissenstraat wordt Barbara overgeplaatst naar een onderkomen in Bruckau, waar verder wordt gewerkt aan haar germanisering. In Bruckau wordt Barbara’s Poolse naam in het Duits omgezet. Barbara wordt Bärbel. Daarna gaat Barbara naar het Lebensborntehuis Pommern in Bad Polzin. „Hier kan ik me nog dingen van herinneren”, vertelt de Poolse. „Ik was er met andere kinderen. Niemand sprak een woord. Hoe kon het ook anders? Pools mochten we niet spreken en Duits moesten we nog leren. Wat ik me er verder nog van herinner is dat iedereen door het raam naar buiten keek. In feite moesten we daar wachten tot we door Duitse pleegouders werden opgehaald.”

Barbara wordt 20 september 1942 opgehaald door een Duits echtpaar uit de Duitse stad Lemgo. Het stel, waarvan de man onderwijzer is, had bij de Lebensbornvereniging een adoptiekind aangevraagd. „Hun dochter was een paar maanden daarvoor aan roodvonk overleden.”

Het echtpaar kan kiezen tussen Barbara en een ander meisje. „Ze kozen voor mij, maar dat is puur willekeurig geweest. Ze hebben twee papieren met mijn naam en die van dat andere meisje omgekeerd op tafel gelegd, door elkaar geveegd en er toen een getrokken. Mijn naam stond op dat papiertje.”

Een gelukkige tijd breekt aan voor Barbara. „Ik was welkom bij die mensen. Ze gaven me genegenheid, aandacht en liefde, zaken die ik maanden had gemist.” Barbara vaart wel bij de goede zorgen. Ze neemt snel toe in gewicht. De herinnering aan haar oma en de tehuizen vervagen en verdwijnen uiteindelijk zo goed als geheel uit haar geheugen.

De tijden veranderen als de Tweede Wereldoorlog is afgelopen. Verschillende vluchtelingenorganisaties staan bij Barbara’s pleegouders op de stoep. Ze zijn op zoek naar Barbara’s ouders en overige familieleden. De organisaties melden in hun rapporten dat Barbara zich niets meer kan herinneren, maar ze noteren ook dat de pleegouders goed voor het kind zorgen en het als hun eigen kind beschouwen. „Ze zijn bang dat ze Barbara moeten verliezen. Tegelijk begrijpen ze dat ze Barbara moeten afstaan als haar moeder wordt gevonden.”

Het einde van het verblijf in Duitsland komt in zicht als Barbara’s oma in Lodz zich bij de plaatselijke overheid meldt voor haar kleinkind. Ze wil dat er een opsporingsbevel wordt afgegeven. „Mijn oma wilde mij terug, ze wilde voor mij zorgen.”

In korte tijd sporen de Poolse instanties Barbara op. De pleegouders zijn totaal van slag. „Mijn pleegmoeder huilde voortdurend. Kwam ik de woonkamer binnen, dan vielen de gesprekken stil.”

In maart 1948 staat er een jeep voor de deur die Barbara ophaalt.

„Ik werd naar een stad in het zuiden van Duitsland gebracht. Ik kwam terecht in een tehuis, waar nog meer kinderen waren. Een stuk of tien. Daar kregen we ook les, onder andere Engels, en dacht daarom dat ik naar Amerika zou worden gebracht.”

Vervolgens wordt Barbara samen met twee kinderen naar een opvangkamp vlak bij haar Duitse pleegouders overgebracht. „Ik mocht mijn pleegouders bellen. Die kwamen direct. Bij het afscheid vloeiden er opnieuw tranen. Als ze weer kwamen zouden ze worst meenemen, want daar was ik dol op.”

Een volgende bezoek komt er niet. In juni wordt Barbara op de trein naar Katowice in Polen gezet. „Ik kwam opnieuw in een tehuis terecht, de zoveelste keer in mijn leven. Opnieuw moest ik wachten. Aan de overkant was een weeshuis. Daar zou ik terechtkomen als ik niet zou worden opgehaald, kreeg ik te horen. Eind juli meldde zich een oom. Ik werd aangesproken met mijn Poolse naam, maar reageerde daar niet op. Pas toen ze me bij mijn Duitse naam noemden, kwam ik in beweging.”

Haar oom neemt Barbara mee naar Gdansk. „Dat was erg eenzaam. Mijn familie sprak een paar woordjes Duits die ze hadden geleerd toen ze in de oorlogsjaren dwangarbeid in Duitsland moesten verrichten, en ik sprak geen Pools.”

Op school wordt Barbara geplaagd vanwege haar Duitse verleden. Algauw krijgt ze heimwee naar haar Duitse pleegouders. „Bij mijn pleegouders was ik gewenst. Hier was ik het ongewenste kind. Mijn oom probeerde mijn ogen te openen voor wat de Duitsers hadden misdaan, maar dat haalde niets uit. Ik wilde terug naar mijn Duitse pleegouders.”

Barbara bezocht bij haar pleegouders de evangelische kerk. „Nu moest ik naar de rooms-katholieke kerk. Later heb ik mijn kinderen ook rooms-katholiek opgevoed.”

Twee jaar blijft Barbara in Gdansk. Dan haalt haar oma haar op. Die brengt het meisje korte tijd later naar een tante. Heen en weer gaat het. „Ik werd dit zo zat. Niemand wilde mij hebben. Daarop zei ik: „Breng me maar naar een kindertehuis.” Ik wilde niet langer het arme kind zijn waarmee iedereen medelijden moest hebben. Zo kwam ik in een weeshuis terecht.”

Haar ooms en tantes kijken niet langer naar Barbara om. „Mijn oma bezocht me één keer in de week. Dat gebeurde op zondagmiddag. Verder liet ze me aan mijn lot over.”

Barbara slaat zich erdoorheen. Ze haalt prima cijfers, spreekt goed Pools, al krijgt ze soms van onderwijzers te horen dat ze een „Hitlerkarakter” heeft. Ze wil een goede Poolse worden en drukt de heimwee en het verlangen naar mensen die van haar houden weg.

Barbara bereikt de leeftijd waarop jongens interessant worden. „Klasgenoten hadden dat, maar ik hoefde niet zo nodig. Ik moest er niet aan denken een jongen te zoenen.”

Na de basisschool bezoekt Barbara de kunstacademie, de richting textieldesign. „Er meldden zich jongens die belangstelling voor me hadden, maar ik werd niet verliefd. Ik wilde alleen blijven.”

Barbara blijft ook alleen. Als ze achttien jaar wordt, moet ze het kindertehuis verlaten. „Ik had uitzicht op werk, maar moest dan wel een vast woonadres hebben. Ik vroeg aan mijn oma of ik bij haar mocht intrekken, maar die weigerde in eerste instantie. Later zette ze toch het licht op groen. Maar je krijgt dan opnieuw een gevoelige tik. Je voelt je niet gewenst.”

In 1958 ligt er plotseling een brief van haar Duitse adoptieouders op de mat. „Ik hoorde dat ze eigenlijk al die jaren al hadden geschreven hadden, maar een tante in Gdansk had de brieven voor me achtergehouden.”

Waarom?

„Misschien dacht ze dat ik zo sneller mijn heimwee zou overwinnen.”

Barbara schrijft terug naar het echtpaar in Duitsland. Een intensieve correspondentie volgt, die in 1966 resulteert in een bezoek van drie maanden van de inmiddels 28-jarige Barbara aan Lemgo. „Ik werd met open armen ontvangen.”

Toch valt het niet mee. „Ik sprak geen woord Duits meer. Ik was alles vergeten.” Nog moeilijk wordt het als haar pleegouders aan haar gaan trekken. „Het was van: „Blijf toch hier. In Polen heb je niemand. Je hebt hier zo werk en dan verdien je goed.” Maar ik ging toch terug.”

Werkelijk?

„Ja, wilde mezelf bewijzen. Ik wilde laten zien dat ik op eigen mijn benen kon staan. Dat ik niemand nodig had.”

Als haar oma komt te overlijden wil Barbara een gezin stichten. Ze trouwt Antoni, een acht jaar jongere man die al jaren om haar hand vraagt. „Eerder had ik hem nooit serieus genomen. Ik zag hem meer als een broer.”

Het huwelijk doet Barbara goed. „Ik merkte dat ik hem niet alleen kon vertrouwen, maar dat ik werkelijk van hem hield, meer en meer.”

Het huwelijk duurt acht jaar. In die periode krijgt Barbara twee kinderen: Artur en Aneta. „Toen kwam Antoni om bij een auto-ongeluk. Weer was ik alleen. Ik moest alleen voor de kinderen zorgen en voor mijn schoonmoeder die bij ons in woonde.”

Barbara stort in. „Het was gewoon te veel voor me. Ik werd in een kliniek opgenomen.” Na haar ontslag gaat het drukke leven verder. Als de kinderen trouwen en de deur uitgaan voelt Barbara zich weer verlaten. Pas als ze met pensioen gaat en ze niet meer hoeft te werken begint ze te ontspannen.

Omdat Barbara iemand is die niet helemaal kan stilzitten gaat ze zich inzetten voor lotgenoten, Polen die in hun jeugd hetzelfde hebben meegemaakt als zij. Ze wordt voorzitter van een vereniging van Poolse kinderen die in de oorlogsjaren bij Duitse gezinnen zijn ondergebracht en na 1945 naar Polen terugkeerden. „De Poolse maatschappij begint langzaam te begrijpen wat wij hebben doorgemaakt. Als waardering voor mijn werk heb ik van de toenmalige president Aleksander Kwasniewski een onderscheiding gekregen.” Barbara doet er bescheiden over; ik help nu eenmaal graag.”

Barbara heeft het nu goed, zoals ze zelf zegt. „Maar altijd als ik het goed had in mijn leven gebeurde er iets. Dat maakt me wantrouwig. Ik heb de neiging over mijn schouder te kijken, alsof het ongeluk me achtervolgt.”

„Blij ben ik met mijn kinderen die hier in de buurt wonen”, zegt Barbara. „Ze zijn goed voor me, maar dat vind ik niet makkelijk. Door mijn leven moest ik snel volwassen worden en wilde ik nooit afhankelijk zijn van anderen. Dus dat wil ik nu ook niet van mijn kinderen zijn. Ik geef liever iets dan dat ik van een ander iets aanneem.”


Lebensborn

De Lebensbornvereniging was het lievelingsproject van SS-leider Heinrich Himmer. De vereniging, opgezet in 1935, had tot doel het geboortecijfer van het Arische ras te verhogen en te cultiveren, zodat het op een dag de wereldheerschappij kon overnemen.

Om dat voor elkaar te krijgen werden er onder andere speciale kraamklinieken opgezet waar vrouwen van SS’ers en sympathisanten konden bevallen. In Nederland is het project overigens nooit uitgevoerd, maar in andere bezette landen wel.

De klinieken vingen ook ongehuwde zwangere vrouwen op, maar die moesten dan wel ”raszuiver” zijn. De vrouwen hoefden zich dan niet te laten aborteren en de schande van een onecht kind bleef hun zo bespaard, want de SS-klinieken zorgden ervoor dat er geen nieuws naar buitenkwam. Waren de vrouwen bevallen, dan konden ze weer vertrekken en bleven de kinderen achter.

In Oost- en Zuidoost-Europa speurden de nazi’s naar, in hun ogen, raszuivere jongens en meisjes die dan onder dwang moesten ”germaniseren”.

Veel van deze kinderen, die vandaag de dag rond de zeventig jaar oud zijn, hebben altijd over hun verleden gezwegen, omdat het in hun ogen besmet was.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer