„Toestaan uitingen religie niet per se strijdig met neutrale staat”
DEN HAAG – Het toestaan van religieuze uitingen is niet per se strijdig met het begrip neutrale staat. Staatsneutraliteit vereist bijvoorbeeld niet bij voorbaat dat rechters geen religieuze symbolen dragen.
Die conclusie trekt Hana van Ooijen die vorige week vrijdag aan de Universiteit van Utrecht promoveerde met op het begrip staatsneutraliteit. Binnenlands Bestuur interviewde haar.
Van Oooien betoogt dat ook het toestaan van alle religieuze uitingen de uitdrukking van een neutrale staat kunnen zijn. Ze vergeleek de praktijk in Nederland met die van Engeland en Frankrijk. „Frankrijk haalt alle religieuze symbolen uit het publieke domein en in Engeland hebben politieagenten bij hun uniform passende hoofddoeken of tulbanden. Ik heb de argumenten uit het Nederlandse debat geplaatst tegen deze achtergronden om de achterliggende redenen boven te halen.”
Volgens Van Ooijen werkt het concept van staatsneutraliteit niet in Nederland. „Dat past niet in het Nederlandse model. Nederland is ook al meer gewend aan pluriformiteit. In het Nederlandse beleid komt het al voor dat publieke functionarissen religieuze symbolen kunnen tonen. Wij hebben geen uniforme opvatting over de staat. In verschillende functies kun je verschillend beleid voeren. Een agent achter een bureau is anders dan een agent op straat. Uit de huidige gedragscode spreekt de zoektocht naar de juiste balans tussen het belang van religieuze vrijheid van de functionaris en de plicht om neutraal te zijn.’
Van Ooijen adviseert om „het debat dieper te voeren.” „Uit pragmatische overwegingen is het misschien niet verstandig alle politieagenten op straat toe te staan religieuze uitingen te dragen. Maar je kunt wel eerlijker en dieper het debat voeren. De huidige gedragscode laat deze ruimte voor dit debat goed zien. Zo is het de vraag hoe er moet worden opgetreden tegen een agent die een baard laat staan uit religieuze overwegingen.”