Na de inname van Srebrenica, op 11 juli 1995, door de Bosnisch-Servische troepen van generaal Ratko Mladic, verdwenen rond 8000 moslimmannen uit het Bosnische stadje. De meesten bleken na gevangenneming door soldaten van Mladic te zijn doodgeschoten en gedumpt in massagraven. Nog elk jaar vinden op 11 juli honderden opgegraven stoffelijke resten een laatste rustplaats op het terrein van het herdenkingscentrum in Potocari bij Srebrenica.

De locaties van de meeste nog niet onderzochte massagraven zijn wel bekend, maar met opgraving wordt veelal gewacht tot 11 juli. Op die datum wordt elk jaar de door het Joegoslavië Tribunaal in Den Haag tot genocide bestempelde massamoord herdacht. Daardoor duurt het langer dan noodzakelijk tot de lichamen worden opgegraven, geïdentificeerd en overhandigd aan de familie.

„Het is ontoelaatbaar dat het zoeken naar onze naasten praktisch stil ligt. We zien dat er steeds minder opgravingen zijn. De sporen van de misdaad verdwijnen en er komt een moment dat ook de beenderen van onze dierbaren verdwenen zijn”, aldus de vrouwen.