Syrische vluchtelingen in Turkije willen het liefst naar huis
ISLAHIYEH – Vluchtelingen uit Syrië hebben steeds meer moeite met het leven in Turkse vluchtelingenkampen. In eigen land zwijgen de wapens voor een paar dagen in de tot nu toe bloedige oorlog.
Ahmed al-Arash staat met een machteloze blik bij het bed van zijn 1-jarige zoon Mohammed, in het hospitaal van het vluchtelingenkamp Islahiyeh. Het gezicht van de jongen verraadt pijn. Arash –die een week geleden aankwam in het kamp met zijn zwangere vrouw– zegt dat Mohammed al vijf dagen niet heeft gegeten en dat de artsen niet weten wat eraan schort.
Terwijl hij spreekt, komt een zuster voorbij die in het Turks iets mompelt wat Arash niet verstaat. „Ik weet zeker dat het in Syrië beter was”, zegt hij.
Bijna 350.000 Syriërs zijn inmiddels naar buurlanden gevlucht. Veel van hen willen niets liever dan naar huis, zeker nu de frustraties in de kampen oplopen. Turkije heeft, sinds het begin van de crisis in 2011, al meer dan 102.000 vluchtelingen opgevangen in veertien kampen.
Van buitenaf lijkt Islahiyeh meer op een detentiecentrum dan op een opvangkamp voor ontheemden. De omheining is versterkt met prikkeldraad en ondoorzichtig blauw zeil. Op verschillende plaatsen langs de omheining zitten Turkse militairen op de uitkijk en de ingang wordt bewaakt.
De 7800 vluchtelingen in het kamp, die vaak zonder paspoort of ander identiteitsbewijs het land uitvluchtten, hebben allemaal een ID-kaart gekregen met een foto. Die moeten ze aan de bewaking tonen als ze het kamp in en uit willen.
Halik Geylan vertegenwoordigt het Turkse ministerie van Buitenlandse Zaken en legt uit dat de maatregelen nodig zijn voor de veiligheid. Hij beschrijft tot in detail hoe de Turkse regering de gigantische operatie om de vluchtelingen op te vangen, heeft aangepakt. Behalve een kliniek en medisch personeel, zijn er in de kampen scholen, sociale centra, vertalers en andere voorzieningen die enigszins het gevoel moeten creëren dat het normale leven doorgaat.
Gasten
„We beschouwen de Syriërs niet zozeer als vluchtelingen, eerder als gasten”, zegt Geylan. Onder die gasten bevinden zich niet alleen burgers, maar ook hoge militaire leiders van het Vrije Syrische Leger, de belangrijkste oppositiebeweging in Syrië.
De Syrische Om Jamal is blij dat niet alleen de vluchtelingen Turkse hulp krijgen, maar ook de gewapende oppositie. „De Turken zijn beter dan de Arabieren”, zegt ze, terwijl ze een portemonnee in elkaar stikt tijdens een naaiworkshop in het sociale centrum van Islahiyeh. Haar jongere broer kwam eerder dit jaar om bij gevechten tegen de Syrische regering in Aleppo. Samen met haar moeder, zuster en zoontje vluchtte ze naar Turkije.
Ze zegt weinig klagen te hebben over haar verblijf in het kamp. „Maar thuis is het natuurlijk altijd beter. Als Allah het wil, gaan we weer terug.”
Inmiddels hebben verschillende vluchtelingen marktkraampjes ingericht waar ze eten, sigaretten, groenten, snoep en benodigdheden voor mobiele telefoons verkopen. „De strijd gaat door tot president Assad is overwonnen”, zegt Abu Taha terwijl hij een broodje falafel bereidt voor een jonge klant. „En ondertussen moeten de mensen toch eten.”
Hij kwam op het idee een falafelkraam te openen omdat de kampbewoners steeds minder enthousiast werden over het eten dat een Turks cateringbedrijf levert. Als later op de dag het eten van het bedrijf arriveert, wordt er alom geklaagd over de maaltijd, die bestaat uit stoofvlees, rijst en appels. Een man steekt zijn twee vuisten in de lucht, met daarin geplet brood. „Dat kun je toch niet eten?” zegt hij.
Nu de winter nadert, is de kwaliteit van het eten echter van minder belang. De bewoners maken zich zorgen over de vraag of hun tent bestand is tegen de koude wind en de regen. Veel bewoners zijn al bezig hun tenten te isoleren met plastic.
Geylan zegt dat sommige kampen, zoals Kilis, vrachtcontainers inzetten tegen de winterkou. „Ik hoop dat alle kampen containers krijgen”, zegt hij. Volgens hem is de regering bezig de huidige tenten te vervangen voor warmere exemplaren. Ook zouden bewoners elektrische verwarming krijgen.
Het moet wel duidelijk blijven dat het om tijdelijke opvang gaat, zegt Geylan. Daarom kan de regering de vluchtelingenopvang niet te luxe maken. „Anders gaan ze niet meer terug.”
Niet iedereen ziet het kampleven als een beter alternatief dan terugkeer. Abu Omar, een vluchteling uit een dorp vlak bij Aleppo, zegt dat veel mensen in het begin dachten dat het Westen zou ingrijpen om Assad te stoppen. Vier van zijn zonen vechten in het Vrije Syrische Leger. Abu Omar vindt dat het buitenland de Syrische oppositie te weinig steunt. „Er zijn twee opties: teruggaan sterven, of hier op de grond slapen.” Hij kiest voor het eerste. Binnen een paar dagen wil hij met zijn gezin terug naar zijn dorp, ondanks het feit dat het oorlog is. „De Turkse regering helpt, maar ik wil zo niet leven.”