Kerk & religie

Constantijn pompte miljoenen in kerkbouw

Na zijn overwinning bij de Milvische brug in 312 pompte Constantijn miljoenen in de kerkbouw. In Rome, in Bethlehem, in Jeruzalem. „We hebben geen altaren en tempels nodig”, hadden de apologeten altijd gezegd, en de christelijke kerk kwam bijna 300 jaar lang samen in woningen en huiskerken. Dat veranderde voorgoed.

25 October 2012 16:34Gewijzigd op 14 November 2020 23:55
De Sint-Jan van Lateranen in Rome. Foto RD
De Sint-Jan van Lateranen in Rome. Foto RD

Dit artikel is onderdeel van een special over Constantijn. Lees alle artikelen op RD.nl/constantijn.

Constantijn had zijn rivaal Maxentius verslagen dankzij de God van de christenen. Dat de keizer direct na de slag bij de Milvische brug uiterst sympathiek tegenover het christendom stond, blijkt uit de vele kerken die hij meteen in Rome liet bouwen. Zoals zijn voorgangers als pontifex maximus (hogepriester) nieuwe tempels financierden, zo subsidieerde Constantijn de bouw van christelijke kerken. De Mamertijnse gevangenis, misschien wel de oudste bajes ter wereld, werd omgebouwd tot godshuis. Daar hadden Petrus en Paulus ten tijde van keizer Nero gevangengezeten.

De kerken verrezen net buiten het oude, heidense centrum van de stad. Christenen konden geen gebruikmaken van de bestaande tempels, omdat die niet berekend waren op veel bezoekers. De god stond binnen, de vereerders buiten.

De bouwmeesters van Constantijn kozen voor de vorm van een basilica, die de Romeinen gebruikten als markthal, troonzaal of rechtszaal: een langwerpig rechthoekig schip, een openbare ruimte met ingang, en een apsis. Zijbeuken, evenwijdig aan het middenschip maar dan lager, boden ruimte voor kapellen. Het rechthoekige model zou tot ver na de middeleeuwen de vorm van de kerkgebouwen in Europa bepalen.

Sint-Pieter

De bekendste kerken die Constantijn liet bouwen, zijn de Geboortekerk in Bethlehem, de Heilige Grafkerk in Jeruzalem en de Sint-Pieter in Rome. De oorspronkelijke kerken zijn allemaal verdwenen door oorlogen en branden. De Sint-Pieter raakte op een gegeven moment zo in verval dat paus Julius II in 1506 met nieuwbouw begon. De huidige kerk werd op 18 november 1626 ingewijd, precies 1300 jaar na de inwijding van die van Constantijn.

De grootste kerk ter wereld –er kunnen 60.000 mensen in de Sint-Pieter– staat op historische grond. Dit is de plaats waar de apostel Petrus met het hoofd naar beneden werd gekruisigd en later begraven. De linkerkerkhelft staat op de plaats waar zich het Circus van Caligula en Nero bevond. Hier werden honderden christenen gemarteld, door wilde dieren verscheurd of met teer ingesmeerd en aan palen gebonden om als levende kaarsen de schouwspelen te verlichten.

De Sint-Jan van Lateranen is eveneens indrukwekkend. Maar ook aan de 130 meter lange, vijfschepige basiliek herinnert nog maar weinig aan het oorspronkelijke kerkgebouw van Constantijn. Eigenlijk alleen nog de naam: de kerk staat op de grond die ooit aan de familie van Plautius Lateranus toebehoorde.

De Sint-Jan van Lateranen is nog altijd de kathedraal van Rome en de titelkerk van de paus, die bisschop van Rome is. ”Moeder en hoofd van alle kerken van de stad en van de wereld”, zo staat er tot tweemaal op de gevel te lezen. Niemand kan de boodschap ontgaan.

In de portiek staat links een beeld van keizer Constantijn als militair, dat eens diens badhuis op de Quirinaal versierde. De keizer financierde de bouw van de oorspronkelijke kerk en leverde bovendien genoeg bladgoud om daarmee de apsis van een hemelse gloed te voorzien. Volgens een legende zou Constantijn persoonlijk twaalf kisten met gewijde aarde –één voor elke apostel– op zijn schouders hiernaartoe hebben gedragen voor de fundamenten van de kerk.

De eerste kerkgangers zullen wel even hebben moeten wennen aan alle pracht en praal in de keizerlijke basiliek. Sierlijke zuilen, marmerinleg, een cassetteplafond, een hoge ereboog met levensgrote beelden van Christus, de apostelen en engelen – zulke grootsheid was volslagen onbekend.

Diamanten ogen

Op het graf van Paulus, net buiten de oude muren van de stad, liet Constantijn in 324 een kleine basiliek bouwen. Ook die is er niet meer. In de nacht van 15 op 16 juli 1823 brandde de kerk volledig af toen een loodgieter vergeten was een brander uit te zetten nadat hij de dakgoten van het middenschip had gerepareerd. Er werd besloten om paus Pius VII, die op sterven lag, maar niet op de hoogte te brengen van dit onheuglijke feit.

De nieuwe kerk –131 meter lang, 65 meter breed en 29 meter hoog– werd twintig jaar later ingewijd. Boven de kroonlijst van het middenschip, maar ook in het dwarsschip en in twee zijbeuken, bevinden zich ronde mozaïeken van alle 263 pausen tot nu toe. Hun naam staat erop, en hoeveel jaren, maanden en dagen ze het pauselijke ambt hebben bekleed. Het verhaal gaat dat een van hen diamanten ogen heeft, maar niemand weet welke. Er zijn nog 28 medaillons vrij. Als die allemaal zijn ingevuld, zal volgens sommigen de wereld vergaan.

Constantijn liet ook een basiliek bouwen op het graf van de derde-eeuwse martelaar Laurentius, die op een gloeiend heet rooster zou zijn verbrand. Het verhaal dat deze zijn folteraars toeriep: „Keer me om, ik ben gaar aan deze kant”, mag dan waarschijnlijk apocrief zijn, nog steeds herinnert een imposante kerk aan de geloofsdaad van San Lorenzo.

Heilzaam bad

Slecht toegankelijk en daarom vrij onbekend bij toeristen is de Santi Quattro Coronati (Kerk van de Vier Gekroonden). In deze twaalfde-eeuwse versterkte abdij, hoog op een heuvel, wonen de zusters augustinessen, een orde met een spreekverbod.

In de tweede binnenplaats voor de kerk bevindt zich rechts een deurtje, dat alleen tussen vier en zes uur ’s middags openstaat. Even op de bel drukken en er verschijnt achter een getralied raampje het gezicht van een non, die na betaling van een euro de houten deur van de Silvesterkapel opendoet. Daar zijn prachtige schilderingen uit 1248 te zien van de bekering en de doop van Constantijn.

Op een van de fresco’s staat Constantijn, vol zweren als straf voor de vervolging van christenen. Zijn geneesheer adviseert hem een bad te nemen in het bloed van 3000 kleine kinderen, tot grote wanhoop van hun moeders. Dan verschijnen Petrus en Paulus in een droom, en raden Constantijn aan paus Silvester I op te zoeken. Die dient hem een heilzamer bad toe: de doop.

Even verderop legt Constantijn eigenhandig de fundamenten van de oude Sint-Pietersbasiliek. En op de voorlaatste scène geeft de keizer een tiara (kroon) aan Silvester, die deze op het laatste tafereel ook daadwerkelijk draagt, zittend op zijn paard.

Historisch deugen de verhalen natuurlijk van geen kant. In werkelijkheid werd Constantijn waarschijnlijk pas in 337 op zijn sterfbed gedoopt. Paus Silvester I was toen al twee jaar dood. En Constantijn heeft Silvester nooit een kroon overhandigd en daarmee zijn wereldlijke macht overgedragen. De tekst van de zogenoemde Donatio Constantini, de schenking van Constantijn, bleek een vervalsing uit de achtste eeuw. Pas zeven eeuwen later bewees de humanist en filoloog Lorenzo Valla dat het document een vervalsing was. Maar de fresco’s ze laten wel zien welke boodschap de kijker moest meekrijgen.

Heilige stad

Rome raakte in 1984 de titel Heilige Stad kwijt toen Italië het rooms-katholicisme als staatsgodsdienst afschafte. Toch staan er nog altijd meer dan 500 kerken; volgens sommigen meer dan 1000 als alle kapellen in privéwoningen, kloosters en palazzi worden meegeteld. Als Constantijn de slag bij de Milvische brug had verloren, had Rome er wellicht heel anders uitgezien.


Dit artikel is onderdeel van een special over Constantijn. Lees alle artikelen op RD.nl/constantijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer