Ultraorthodoxen moeten onder de wapenen
Haredim moeten straks het Israëlische leger in. De wet die hun vrijstelling verleende, is niet meer van kracht en de wet op de dienstplicht geldt vandaag de dag in Israël voor iedereen. De meningen onder ultraorthodoxen lopen uiteen, maar over één ding zijn ze het eens: de studie van de Thora is belangrijk, de verdediging van het land ook.
Israëls premier en minister van Defensie David Ben Gurion bepaalde in 1949 dat 400 ultraorthodoxen, ook bekend als haredim, niet in militaire dienst hoefden. Ben Gurion wilde een conflict met hen vermijden. Bovendien hadden ze zwaar geleden tijdens de Shoah en wilde hij hen helpen de wereld van de jesjiva’s (Thora-Talmoedscholen) weer op te bouwen. Het aantal vrijstellingen is inmiddels opgelopen tot maar liefst 60.000.
De zogeheten Talwet van 2002 bood de haredim de kans om niet in het leger te hoeven, mits zij zich voltijds aan de studie van de Thora zouden wijden. Het Israëlische hooggerechtshof heeft bepaald dat die wet ongrondwettelijk is en dat die per 1 augustus niet meer van toepassing is.
De vele vrijstellingen waren een groot deel van de Israëliërs een doorn in het oog. Begin dit jaar richtten tientallen Israëliërs die in het leger dienden een protestkamp op in Tel Aviv. Ze vonden dat iedereen de dienstplicht of vervangende dienstplicht moest vervullen, zodat de lasten evenredig zouden worden verdeeld. Kadima, de grootste partij in Israël, verliet de coalitie van premier Benjamin Netanyahu ruim twee maanden nadat ze was toegetreden, omdat er geen overeenstemming kon worden bereikt over een nieuwe wet op de dienstplicht.
Aangezien de Knesset nog geen alternatief voor de Talwet heeft gevonden, is de enige wet die van kracht is de wet op de dienstplicht. Volgens berichten in de Israëlische krant Ha’aretz gaat het leger 15.000 ultraorthodoxe jongemannen oproepen om het proces op te starten, maar zal de eigenlijke oproep nog op zich laten wachten. Defensieminister Ehud Barak zegt dat die in elk geval tot na de verkiezingen zal worden uitgesteld. Het leger is bezig met het oprichten van nieuwe eenheden, waarin de haredim straks kunnen dienen zonder dat hun strenge levenswijze wordt aangetast.
Opstand tegen de Romeinen
Hoe denken de haredim zelf over deze verandering? David Tamari (27) zegt dat hij uitstel kreeg om zich te wijden aan de Thorastudie op een jesjiva in Londen. Maar toen hij terugkwam in Israël liep zijn vrijstelling af. Het leger stelde hem voor de keuze: dienen in een gevechtseenheid of vijf jaar lang studeren voor een vak, en daarna het leger dienen met de opgedane kennis. Hij koos voor een studie – management van informatiesystemen. In het leger deed hij eerst de basistraining die iedereen geacht wordt te doen. Daarna hield hij zich als ”jobnik”, een soldaat die op kantoor werkt, bezig met het opstellen van militaire begrotingen. De opgedane kennis kwam hem goed van pas nadat hij was afgezwaaid. Nu werkt hij in de accountancy en adviseert hij bedrijven.
Tamari ziet geen tegenstelling tussen het dienen in het leger, het hebben van een baan en het strikt naleven van de Joodse traditie. Hij juicht het toe dat het leger speciale programma’s is begonnen voor de haredim, omdat dit de deur voor hen naar de samenleving opent. Vochten de Joodse opstandelingen in de oudheid ook niet tegen de Romeinse bezetters? En de grote middeleeuwse geleerde rabbijn Moses ben Maimon (1135-1204), beter bekend als Maimonides of Rambam, was arts van de sultan in Egypte. Toch hielden Joden in die tijd tot op hoog niveau de traditie en de daaraan verbonden geboden.
Tamari, die in de ultraorthodoxe stad Modi’in Illit woont, zegt dat haredimleiders nog niet openstaan voor het idee om de Thorastudie te combineren met de militaire dienstplicht. „Een jesjivajongen hoort volgens hen thuis op een jesjiva. Maar bij de gewone Israëliërs ligt het vandaag wat anders dan tien jaar geleden. In mijn buurt zijn er jongens die met computers willen werken bij de militaire inlichtingendienst.”
Als priesters
Eli Linker is voltijdsstudent aan een jesjiva voor getrouwde mannen. Hij is er voorstander van dat jongens worden vrijgesteld van de dienstplicht om zich aan de studie van de Thora te kunnen wijden. Linker wijst erop dat de haredim zich anders kleden, hoewel hun kleding niet altijd geschikt is voor het warme klimaat. Maar het gaat volgens hem om een verdedigingsmechanisme tegen assimilatie. De haredim hebben daarom hun eigen gedragscodes en wetten, waar ze niet van af willen wijken.
„We hebben onze richtlijnen van God. Die zijn duizenden jaren oud en hebben ons beschermd. We willen ons niet afscheiden van onze (Joodse, AM) broeders en zusters, maar bestuderen de Thora ten dienste van de hele natie. Wij geloven dat we als priesters zijn: wanneer wij onze taak niet doen, zal de rest van de natie niet overleven.”
Linker zelf werkt overigens als vrijwilliger in het leger, waar hij lesgeeft in de Thora. Volgens hem begrijpen de meeste soldaten dat de verdediging van het land alleen niet genoeg is. Er is ook een geestelijk aspect. Opnieuw trekt hij de vergelijking met de priesters uit het Oude Testament. „We hadden twaalf stammen. Vandaag zijn er ongeveer 12 miljoen joden. We hebben nu 1 miljoen Joden nodig om de Thora te bestuderen, maar we hebben er maar 100.000.”
Ruw taalgebruik
Rabbijn Moshe Grylak is Holocaustoverlevende en hoofdredacteur van het magazine Mishpacha (Familie). Grylak gelooft dat er behalve soldaten die kunnen vechten ook een groep mannen nodig is die de Thora bestudeert.
De rabbijn diende in het leger en studeerde eveneens aan een jesjiva. Het was daar niet altijd gemakkelijk. Zo was hij in zijn legereenheid de enige religieuze Jood en werd hij geconfronteerd met ruw taalgebruik. Ook viel het niet mee om in dienst de sabbat te houden. Toen hij ten tijde van de Suezoorlog in 1956 vijftig dagen in de woestijn diende, waren er in zijn onderdeel slechts drie andere religieuze soldaten. „De commandant gaf ons geen toestemming voor een koosjere keuken”, herinnert hij zich. „We aten enkel groente.”
Grylak is geen zionist. Toch vond hij het belangrijk om in het Israëlische leger te dienen. Dat deed hij omdat hij de verdediging van zijn land noodzakelijk achtte. „Wie het leven niet beschermt, is niet goed bezig.”