Geschiedenis

Zorg en slaag, maar geen liefde in weeshuis

CULEMBORG – Rijkdom was er niet in het Elisabeth Weeshuis. Grote armoede ook niet. Wel was er, in beperkte mate, zorg aanwezig. Maar wat vooral ontbrak, was liefde. „Op mijn kleren en mijn kastje stond een cijfer. Ik was vanaf dat moment nummer 2.”

6 October 2012 11:59Gewijzigd op 14 November 2020 23:35
Museummedewerker Jesse Krol in de tuin van het voormalige weeshuis in Culemborg. Foto Sjaak Verboom
Museummedewerker Jesse Krol in de tuin van het voormalige weeshuis in Culemborg. Foto Sjaak Verboom

Aan de Herenstraat in het oude stadscentrum van Culemborg staan links en rechts monumentale panden. De hobbelige bestrating geeft je het gevoel tientallen jaren terug in de tijd te gaan. Aan een hofje achter een van de gevels bevinden zich de bibliotheek en het museum in het voormalige weeshuis. Dit was 450 jaar geleden het eerste nieuwgebouwde weeshuis van Nederland. Zestig jaar geleden vertrok de laatste wees.

„Het weeshuis is gebouwd uit de nalatenschap van Elisabeth, de vrouwe van Culemborg”, zegt museummedewerker Jesse Krol. „Elisabeth was een rijke vrouw die kinderloos stierf. Ze had bepaald dat haar nalatenschap ten goede moest komen aan de armen.” Onder andere het verpachten van gronden in en om Culemborg moest voldoende geld in het laatje brengen om het weeshuis draaiende te houden.

In het weeshuis, dat in 1560 de deuren opende, was plaats voor 48 kinderen; 24 jongens en 24 meisjes die strikt gescheiden werden gehouden. Broertjes en zusjes hadden nauwelijks contact met elkaar. „Er was alleen plaats voor kinderen uit Culemborg en er mochten er maar twee per gezin verblijven. De andere kinderen moesten naar ooms en tantes. Alleen volle wezen mochten komen. In tijden dat het huis wat meer geld had, was er ook plaats voor halfwezen.”

De oprichting van een weeshuis moest voorkomen dat wezen naar armenhuizen moesten of gingen zwerven. Mogelijkheden om weeskinderen bij familie onder te brengen, waren er vaak niet. „Mensen hadden net genoeg te eten. Als er een weeskind in het gezin werd opgenomen, moest iedereen het dus met wat minder doen.” Volgens Krol was er echter nog een achterliggende gedachte. „Het weeshuis werd ook gesticht voor het zielenheil van Elisabeth. Mensen dachten dat zij na haar dood een beter plekje in de hemel zou krijgen als er van haar geld een weeshuis werd gesticht.”

In het huis was het redelijk goed toeven, maar prettig was het allerminst. Dat blijkt wel uit het boekje ”Zonder ouders” van Judith van der Stelt. In dit boekje, dat in 2010 werd uitgegeven, staan de ervaringsverhalen van vijf mensen die als kind in het weeshuis zaten.

Ondanks dat de kinderen geen vreemden van elkaar waren, is de onderliggende toon in het boekje dat ze zich een nummer voelden. „In de speelzaal hoorde ik dat ik voortaan nummer 2 was. Dat nummer stond in je kleren en op het kastje waarin je je spullen kon bewaren. In het begin zat er niets in mijn kastje, want ik had niets”, zegt Frans de Bruin in het boek. De Bruin, die op 4-jarige leeftijd zijn moeder verloor en ook al jong volledig wees werd, zat van 1922 tot 1935 in het weeshuis.

Arie Pothuizen, die van 1923 tot 1939 in het weeshuis woonde, ondervond dat je voor het minste of geringste hardhandig kon worden gestraft. Omdat hij als 4-jarige een keer in bed plaste, sloeg de weesvader hem hard met een schoen op zijn billen. Zijn achterste bloedde. De juffrouw van de bewaarschool waar Arie op zat, merkte de mishandeling op. De weesvader werd ontslagen en vervangen door een man die alle kinderen in het boek aanduiden als de enige echt menselijke weesvader die ze hebben meegemaakt. Arie moest overigens ook een keer zijn eigen braaksel opeten toen hij ziek was.

In het huis hoefden de kinderen geen honger te lijden. Maar het voedsel was wel schaars. Kinderen die hun eten niet lustten, kregen bij de volgende maaltijd hetzelfde bord weer voorgezet. De kinderen moesten de aardappels uiterst dun schillen. Was een schil te dik, dan kreeg het kind deze gekookt op zijn bord. Overigens waren er ook dagen dat er overvloed was. Bijvoorbeeld op 19 november, de gedenkdag van vrouwe Elisabeth. Kinderen kregen dan soep bij het eten en een toetje. En er was beleg voor op brood.

Dit is de laatste aflevering in een serie over arm en rijk, het thema van de Maand van de Geschiedenis.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer