„Jongere niet geholpen met louter afwijzen nieuwe media”
APELDOORN – Ontwikkelingen op het gebied van nieuwe media gaan razendsnel. Ze raken ook volop de leefwereld van bevindelijk-gereformeerde christenen. De omgang met deze media en de invloed die dat heeft, roept allerlei vragen op. Aankomend lector Steef de Bruijn gaat op zoek naar antwoorden.
Driestar Educatief maakte maandag bekend een lectoraat nieuwe media te starten, in samenwerking met de Erdee Media Groep. De Bruijn, plaatsvervangend hoofdredacteur bij het Reformatorisch Dagblad, zal de komende vier jaar onderzoek doen naar de invloed van nieuwe media op bevindelijk-gereformeerde christenen.
Waarom een lectoraat nieuwe media?
„Bij Driestar Educatief wordt al langer nagedacht over de vraag of en hoe je nieuwe media zou kunnen inzetten in de onderwijspraktijk. Kinderen krijgen er al heel jong mee te maken, zowel thuis als bij verschillende onderwijsmethodes. In het voortgezet onderwijs zie je dat hier en daar online methodes via iPads gebruikt worden in plaats van studieboeken.
Tegelijkertijd zie je dat ouders en degenen die voor de klas staan, daar nog erg aan moeten wennen. Vooral het gebruik van sociale media als Facebook en Twitter roept erg veel vragen op bij opvoeders. Ze hebben het gevoel dat ze links en rechts ingehaald worden. Een van de vragen van het lectoraat is hoe je opvoeders hierin zo goed mogelijk kunt helpen, en welke rol het onderwijs daarbij kan spelen.”
Jongeren omarmen nieuwe media schijnbaar zonder terughoudendheid. Hoe denkt u hen te bereiken?
„Dat jongeren zonder nadenken sociale media omarmen, vind ik heel zorgelijk. Vaak gebeurt dat door groepsdruk, zonder dat ze voldoende beseffen wat de gevolgen zijn. Toch zijn ze wel te bereiken, zo nodig via hun eigen media. Het is mijn ervaring dat jongeren wel degelijk het gesprek erover willen aangaan. Maar dat is nog iets anders dan hen overtuigen.”
Stellen jongeren überhaupt vragen bij nieuwe media, of zijn het vooral opvoeders die zich zorgen maken?
„Jongeren hebben best een mening over wat er wel en niet deugt, maar ze denken daar anders over dan hun opvoeders. Meestal hebben jongeren weinig oog voor onderhuidse gevaren, zoals de invloed van de beeldcultuur of de gewoonte om onmiddellijk te reageren zonder even tot tien te tellen. Ze nemen ook vaak klakkeloos aan dat wat ergens wordt beweerd waar is. Juist daar zouden opvoeders hen kunnen helpen. Opvoeders maken zich inderdaad zorgen over de lege communicatie en de wereldse invloed die van veel media uitgaat. Die zorg is nogal eens terecht, al moeten we niet alle jongeren over één kam scheren.”
Wat kunt u jongeren en hun opvoeders meegeven?
„Dat is een van de hoofdvragen van dit lectoraat, dus daar heb ik nu zeker geen definitief antwoord op. Ik wil jongeren graag op het hart drukken dat dit leven een voorbereidingstijd is voor de eeuwigheid. Kunnen sociale media ons op die reis van dienst zijn? Dat sluit ik zeker niet uit, die voorbeelden ken ik wel. Maar ik zie om me heen dat het voor velen juist een ballast is. Dat gaat me aan het hart.
Opvoeders kunnen ook meer dan ze denken. Ze moeten consequent zijn, structuur en ritme in de dag aanbrengen om te voorkomen dat er te veel tijd aan mediagebruik gespendeerd wordt. Maar ik wil hen ook oproepen om zelf veel tijd te investeren in het gesprek en de band met hun kinderen, al op jonge leeftijd. Te vaak gebeurt dat gesprek vanuit het negatieve, als er een conflict ontstaan is. Terwijl jongeren ook heel mooie dingen op de computer presteren. Laten opvoeders zich eens afvragen wanneer ze voor het laatst hun kind hebben gecomplimenteerd met iets wat ze op de computer hebben gedaan?
Ik begrijp heel goed welke bezwaren er in de gereformeerde gezindte leven en voor een belangrijk deel kan ik me daar ook in vinden. Maar we helpen jongeren niet door hen alleen maar af te wijzen, integendeel. Het lectoraat is dan ook bedoeld om de gezindte te helpen met de bezinning over deze media.”
Wat neemt u vanuit uw huidige functie mee in het lectoraat?
„De afgelopen jaren heb ik vanuit mijn taak bij het RD de ontwikkelingen op het terrein van nieuwe media van de zijlijn gevolgd. Zelf ben ik bewust bescheiden in het gebruik ervan, omdat ik denk dat ik er dan een evenwichtiger oordeel over kan vormen. Namens stichting Mediawijzer geef ik vaak lezingen en presentaties, ook aan jongeren. Zo blijf je vanzelf bij.”
Nieuwe media zijn ook van grote invloed op de nieuwsconsumptie. Hoe kijkt u als plaatsvervangend hoofdredacteur tegen die ontwikkelingen aan?
„Het is voor mij glashelder dat sociale media een belangrijke toegangspoort voor nieuws gaan worden. Een recent onderzoek in de VS wees uit dat sociale media daar voor de nieuwsvoorziening nu even belangrijk zijn als de tv. Tweederde van de Nederlanders heeft een Facebookaccount. Ik twijfel er niet aan dat dat hier ook gaat gebeuren. Er zit een gevaar aan die ontwikkeling: dat je alleen maar geïnformeerd wordt over nieuws dat je vrienden leuk vinden. Dat kan leiden tot digitale oogkleppen.
Het betekent ook dat het RD zich hier grondig op moet bezinnen. Ik wil niet vooruitlopen op vragen die tijdens dit lectoraat beantwoord moeten worden, maar ik voorzie dat we deze ontwikkeling niet kunnen negeren. Overigens zitten we op dit terrein ook niet stil.”