Historicus Jan Zwemer: christelijk-sociaal denken verdient meer aandacht in SGP-kring
Zijn gedichten gaan over arbeidershuisjes of z’n hardwerkende vader. De christelijk-sociale beweging is verwaarloosd, zegt historicus Jan Zwemer.
Met dankdag ging z’n vader ’s morgens en ’s avonds naar de kerk. Niet ’s middags: dan stond hij z’n stukje grond te spitten. „Gewoon van: ik doe dat lekker toch”, aldus Jan P. Zwemer (1960) uit Serooskerke. „Het was een vorm van protest. Dat eigen stukje grond was voor mensen uit de landarbeiderscultuur heel belangrijk, moet je weten. Daarop teelde je aardappels en groenten. Het stond symbool voor een gedeeltelijke onafhankelijkheid van de boeren, voor wie je werkte. Vader, hij was van 1921, heeft overigens na de oorlog niet meer bij boeren gewerkt.”
Rijkdom en armoede zijn volgens de Bijbel (Spreuken) geen ideale toestanden, zegt Zwemer, die in 1992 aan de VU promoveerde op de bevindelijken en de SGP tussen 1945 en 1970. „Maar iedereen weet dat er enorme verschillen zijn. Een beweging die daar wat aan probeerde te doen is de christelijk-sociale beweging. Dezer dagen verschijnt een liber amicorum voor de historicus Willem van den Broeke van de Roosevelt Academy in Middelburg. Daarin heb ik een artikel geschreven waarin ik het opneem voor het CNV, tegenover geschiedschrijving van socialistische kant.”
Je hoort ook wel eens christenen zeggen: Maar koning Salomo was ook heel rijk.
„Daarmee is toch niet gezegd dat dat de bedoeling was? Je kunt zo veel aanhalen uit de Bijbel. Jakobus gaat in zijn brief fel in tegen het misbruik van rijkdom. Ds. A. S. Talma (1864-1916) zei: Opkomen voor jezelf in een vakbond ben je alleen al verplicht aan je gezinsgenoten. Er waren rond 1900 schrijnende toestanden. Talma was echt een sociaal pionier. Hij heeft, met steun van de rooms-katholieken, geholpen belangrijke sociale wetten door te voeren, zoals de eerste oudedagsvoorziening. Maar als we niet oppassen gaan we weer terug naar die toestanden. Dat de ontslagbescherming eruit gaat, vind ik bijvoorbeeld heel kwalijk.”
Waarom?
„Je krijgt een sfeer waarin werkgevers denken alles te kunnen. Mensen mogen niet beginnen over een inflatiecorrectie op hun beslist niet hoge loon. Als je je mond opentrekt, lig je d’r uit. Dat is een terugval in de negentiende eeuw. Veel mensen beseffen dat niet. Ze denken dat ondernemers brave lieden zijn. Dat zal wel, maar dan toch maar voor een deel. Heel dat neoliberale klimaat schiet door. Aan ons sociale stelsel is meer dan honderd jaar gebouwd. Het zijn niet maar wat dingen uit de jaren zeventig die eraf gaan, er is vanaf 1900 tot 1950 voor gevochten! Wat er later bijkwam, was de slagroom op de taart.”
Is Zeeland vanouds een rijke provincie?
„De rijkdom in de steden is sterk teruggelopen, vooral in de tijd van keizer Napoleon. Hij voerde het continentale stelsel in, dat verbood om met Engeland handel te drijven. Het was de nekslag voor Middelburg en Vlissingen. De handel van voorheen is nooit meer teruggekomen. In de negentiende eeuw zie je dat Middelburg een plattelandscentrum met dienstverlening wordt.
De periode van 1800 tot 1840 was héél arm. Daarna gaat het beter, maar zie je in de polders rigide verhoudingen ontstaan. In Zeeuws-Vlaanderen wonen de eigenaren van de grote pachtboerderijen in Gent of Brussel. Zij hebben geen contact met de boeren, behalve om stevig geld te innen. Die nog behoorlijk welgestelde boeren betalen op hun beurt de arbeiders ook zo weinig mogelijk. Op Walcheren en Schouwen en Zuid-Beveland heb je zelfstandige boerderijtjes, maar over het bestaan daarvan vóór 1850 is niet zo veel bekend.”
Hoe speelt de tegenstelling tussen rijk en arm in de kerkelijke verhoudingen?
„Als ik de Gereformeerde Gemeenten neem, waar ik onderzoek naar heb gedaan, zie je dat het in de arbeidersgemeenten –Oostkapelle, Wolphaartsdijk, Vlissingen, Haamstede– allemaal wat minder ‘zwaar’ is, theologisch gezien. In de ‘zwaardere’ gemeenten domineren de boeren. Voor de twintigste eeuw is daar wel een verklaring voor. De SGP met ds. Kersten als voorman is tegen vakbonden, omdat vakbondscontributie wordt opgevat als verzekering tegen werkeloosheid. De boeren zijn dus erg pro SGP, omdat de SGP tegen vakbonden is. Maar voor de arbeiders is de SGP ongunstig.
Je hebt maar een paar plekken in Nederland, in Rijssen en op Walcheren, waar reformatorische mensen zich bij het CNV aansloten. Mijn vader en de meesten van zijn broers zijn CNV-lid geweest. Dat was heel normaal. Ik zou het goed vinden als de rol van de christelijk-sociale beweging meer werd erkend. Men heeft heel goede dingen gedaan. Dat negatieve denken over het CNV is een erfenis uit de tijd van Kersten, die trouwens zelf een grote boerderij had.”
Hoe is dit in uw eigen familie?
„Ik kom uit Oostkapelle, waar ik destijds lid was van de gereformeerde gemeente. De families die er oorspronkelijk in de kerkenraad zaten hadden hun wortels in Middelburg, Vlissingen en Veere: stadsmensen die door de neergang van de steden naar het platteland waren getrokken. Mijn voorfamilie behoorde er ook toe. In die steden was de gewone gereformeerde orthodoxie beter verankerd dan op het platteland. De families in de kerkenraad van Oostkapelle waren door hun stedelijke wortels minder vatbaar voor afwijkingen naar de zware kant dan boerengemeenten zoals Aagtekerke. Een centrale figuur in de kerkenraad van Oostkapelle was Hendrik Zwemer, achterneef van mijn opa. Die had altijd ruzie met een vertegenwoordiger van de grote boerenstand in die kerkenraad. Arbeiders en boeren: je kunt de hele geschiedenis van de gereformeerde gemeenten van Aagtekerke en Oostkapelle beschrijven langs die lijnen.
Je ziet het ook bij predikanten. Ds. Reinier Kok was een man van de evangelische richting in de Gereformeerde Gemeenten. Híj nam het op voor de arbeiders toen hij in Aagtekerke stond. De boeren in de kerkenraad hadden een hekel aan hem, maar konden niet tegen hem op.”
Een christen berust toch in wat God hem toebedeelt? Met een vakbond probeer je dat te veranderen.
„Dat is natuurlijk gewoon vanaf de boerenkant gedacht. Manipulatie, heet dat. Mijn grootvader heeft vijftig jaar voor dezelfde boer gewerkt. Toen die man –hij was liberaal hervormd– ophield met boeren, zeiden de mensen dat hij miljonair was. Mijn grootvader had niks natuurlijk. Mijn vader wist nog te vertellen dat die boer eens naar mijn grootvader kwam, en zei, als het ging over een loonsverhoginkje of zo: „Maar Jan, je weet toch dat er geschreve staet: den ’Eere spiezigt net zò wél mee waeter as mee wien?” „O”, zei m’n opa, „zullen we dan eens ruilen? Ikke de wien en jie ’t waeter. Kieke of je dan nog zò tevree bin…” Mijn grootvader heeft héél z’n leven op de SGP gestemd. Maar mijn vader heeft opa wel eens bij een zijraampje zien staan. Dan kwam er een boer voorbij in een wagen en opa stak stilletjes zijn gebalde vuist naar hem op. Dat klopte natuurlijk niet, hè.”
Dit is de eerste aflevering in een serie over arm en rijk, het thema van de Maand van de Geschiedenis, die maandag begint. Dinsdag deel twee.
de dankdag
mee de dankdag spitte vaoder aol z’n land
’t liefst in ’t zicht van ’t kèrkvolk ’s middags, want
ie ao ’t nie zò op mènselijke wetten
mee de dankdag spitte vaoder aol z’n land
twintig roeen* en meer, ie keerde ’t mee den ’and
ie ’ieuw een rieme*, een gaeve rechte kant
en tegen doenker kon ’n z’n spae in de olie zette
mee de dankdag spitte vaoder aol z’n land
nie schielijk, mae gestaag, ie spitte mee verstand
geên jacht, geên baos, ie stoeng op eige land
geên vuulte* kwam vò ’t zicht, daè kon j’ op lette
mee de dankdag spitte vaoder aol z’n land
zò ei-je vò december ’eêl jen ’of an kant
een jaer eit zò z’n eige vaste ritme
je kan de vorst verwachte en impersant*
ei-je je vrie’eid laete ziee an aolleman
en ’s aevends dankbaer kan j’ in kèrke zitte
mee de dankdag spitte vaoder aol z’n land
roe: een landmaat (vier stappen); bedoeld is de vierkante Blooise roe van 3,625 vierkante meter
rieme: de diepte tussen het gespitte en het ongespitte land, die met de spitter mee opschuift
vuulte: onkruid
impersant: ondertussen