Berlijn verzoent zich met Praag en krijgt ruzie met Warschau
De kwestie van de Duitse ”Vertriebene” blijft de gemoederen bezighouden. Terwijl bondskanselier Schröder vorige week de maandenlange ruzie met Praag officieel beëindigde, dreigt alweer een kiem te zijn ontstaan voor een nieuw conflict. De voorgenomen bouw van een Berlijns herdenkingscentrum voor de vluchtelingen van het naoorlogse Duitsland heeft in ieder geval in Polen al tot negatieve reacties geleid.
Afgelopen vrijdag bracht de Duitse bondskanselier Gerhard Schröder een langverwacht bezoek aan de Tsjechische hoofdstad. Schröders komst betekende een „nieuw begin” in de Duits-Tsjechische relatie -zoals de krant Dnes het formuleerde- en het officiële einde van een ruzie, die 18 maanden heeft geduurd.
Begin vorig jaar barstte er een hevige polemiek los tussen de Tsjechische regering en de Sudeten-Duitsers. De van oorsprong uit Tsjechoslowakije afkomstige Duitsers -die na de Tweede Wereldoorlog wegens (vermeende) collaboratie met nazi-Duitsland massaal van hun geboortegrond in Bohemen en Moravië werden verdreven richting Duitsland- waren kwaad op Milos Zeman. Tijdens een interview had de toen zittende Tsjechische premier de Sudeten-Duitsers in de jaren voor de oorlog omschreven als „Hitlers vijfde colonne.”
In de commotie die daarop ontstond, besloot Schröder zijn bezoek aan Praag voor onbepaalde tijd uit te stellen. De sociaal-democraat wenste de zaak niet verder op de spits te drijven, noch tijdens de verkiezingscampagne in de flank te worden aangevallen door zijn grote rivaal Edmund Stoiber, de centrumrechtse CSU’er, die zich heeft opgeworpen als de grote pleitbezorger van de belangen van de Sudeten-Duitsers.
Dat Schröders bezoek uiteindelijk zo lang op zich liet wachten, had niet alleen te maken met de hardnekkige weigering van de politici in Tsjechië -waar ook parlementsverkiezingen plaatsvonden- om de Duitsers tegemoet te komen. Ook de Sudeten-Duitsers zelf stelden zich hard op. De afgelopen maanden hebben zij in het Europees Parlement een intensieve lobby gevoerd voor afschaffing van de Benes-decreten. Deze decreten, ondertekend door de toenmalige Tsjechische president Edvard Benes, vormden de juridische basis voor de onteigening en uitzetting van de Duitsers, en zijn nog altijd van kracht. Hoewel de Sudeten-Duitsers niet in hun opzet slaagden, had deze lobby wel tot gevolg dat het EU-toetredingsverdrag met Tsjechië in het Europese Parlement de minste steun kreeg in vergelijking met de andere toetredingskandidaten.
Afgelopen vrijdag zei Schröder in Praag vooruit te willen kijken. In de gesprekken met president Vaclav Klaus en premier Vladimir Spidla benadrukte de bondskanselier dat, wat „zo nu en dan tot misverstanden en verschillende opvattingen heeft geleid, nu eindelijk tot het verleden moet behoren.” Schröder sprak zijn waardering uit over de recente verzoenende woorden van Klaus en Spidla. De president van Tsjechië -die vorig jaar als parlementariër nog alles behalve een irenische indruk maakte- had in maart van dit jaar de verdrijving van de Sudeten-Duitsers „uit huidig oogpunt onaanvaardbaar” genoemd. Premier Spidla sprak eerder van een Tsjechische „morele verantwoording” voor de naoorlogse gebeurtenissen.
Deze uitspraken van Klaus en Spidla vormen samen met de Duits-Tsjechische vriendschapsverklaring uit 1997 een „goede basis om nu echt aan de toekomst te denken”, meende Schröder. Het verleden moet men niet verdringen, maar moet worden herinnerd zonder de toekomst te domineren of in de weg te staan, aldus de kanselier.
De vertegenwoordigers van de 75.000 slachtoffers van het nationaal-socialisme in Tsjechië leken dezelfde mening te zijn toegedaan. Zij overhandigden Schröder een bronzen medaille als dank voor zijn bijdrage aan de totstandkoming van een financiële vergoeding voor voormalige dwangarbeiders. Van de 5 miljard euro die de Bondsrepubliek aan de slachtoffers van het nazi-regime uitbetaalt, ontvangt Tsjechië ongeveer 216,5 miljoen. Schröder was „ontroerd” door dit gebaar. Na afloop verklaarde Spidla dat de Duits-Tsjechische betrekkingen nog nooit zo goed waren geweest.
Wat Schröder in Praag ook veel waardering oplevert, is zijn verzet tegen de bouw in Berlijn van een xxxx”Centrum tegen Verdrijvingen”. Het idee voor dit documentatiecentrum is afkomstig van de Duitse Bund der Vertriebene. Deze vereniging houdt de herinnering levend aan de 14 miljoen Duitsers die na de Tweede Wereldoorlog het Duitse grondgebied buiten de grenzen van de huidige Bondsrepubliek (in Centraal- en Oost-Europa) moesten ontvluchten. Hoewel het centrum officieel is bedoeld voor alle ontheemden die in de 20e eeuw werden gedwongen hun geboortegrond te verlaten, is wel duidelijk dat de zaak van de ”Heimatvertriebene” centraal komt te staan. Spidla heeft zich uitgesproken tegen de komst van dit centrum. „Als je zoiets doet, zou je dat beter kunnen doen in een land dat niet voorbelast is - bijvoorbeeld Zweden”, aldus de Tsjechische premier.
Niet alleen in Praag bestaat er weerstand tegen het plan van de Bund der Vertriebene. Uitgesproken negatieve reacties komen er vooral vanuit Polen. Ter gelegenheid van de 64e verjaardag van de Duitse inval in Polen (1 september 1939), riepen Poolse parlementariërs „parlementen van het oude continent en het Europese Parlement” ertoe op, „blijk te geven van een bijzonder respect voor de historische waarheid.”
De oproep kan in Polen rekenen op veel steun. Een dergelijk centrum, zei Bronislaw Geremek, historicus en oud-minister van Buitenlandse Zaken, „heeft als risico dat de verantwoordelijkheid voor de meest verschrikkelijke misdaden die door de Duitsers zijn gepleegd, verwatert” en „dat oude haat wordt aangewakkerd.”
De bekende Poolse intellectueel Adam Michnik, directeur van het dagblad Gazeta Wyborcza, liet zich in nog scherpere bewoordingen uit. Hij ziet in het centrum „een poging om de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog opnieuw te schrijven.” Die vrees deelt ook de Poolse premier Leszek Miller, voor wie „elk volk het recht heeft om zijn slachtoffers te eren, maar zonder de geschiedenis te vervalsen.”
Nu de strijdbijl met Praag lijkt te zijn begraven, dreigt Berlijn het flink aan de stok te krijgen met Warschau. En dat terwijl de Duitsers hun uitstekende relatie met Polen altijd aan de Tsjechen ten voorbeeld hebben gesteld! Een bezoek aan Warschau van CDU/CSU-parlementariërs, die het initiatief van de Bund steunen, kon de onrust in de Poolse hoofdstad vorige week niet wegnemen. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Joska Fischer, hoeft daarom niet over koetjes en kalfjes te praten als hij vrijdag en zaterdag te gast is in Polen.