„Nederland moet weer innoveren”
De Nederlandse kenniseconomie zit danig in het slop, zo onderstreepte een deze week gepresenteerde monitor van lobbyorganisatie Nederland Kennisland. Om de problemen het hoofd te bieden, lanceerde premier Balkenende vorige week al het Innovatieplatform, waarvan hijzelf de voorzitter is. Het platform moet als een „ijsbreker” gaan fungeren.
In het regeerakkoord legden de coalitiepartijen CDA, VVD en D66 dit voorjaar al vast dat „onorthodoxe maatregelen” nodig zijn. Afgelopen vrijdag werd de eerste stap in deze categorie gezet. In de vergaderzaal van de ministerraad kwam voor het eerst het Innovatieplatform bijeen. Geheel volgens het in Finland beproefde model fungeerde de premier als voorzitter en zaten ook de ministers van Onderwijs (Van der Hoeven) en Economische Zaken (Brinkhorst) aan tafel.
Bij hen voegden zich vijftien personen uit het bedrijfsleven en de academische wereld. Daaronder bekende namen als die van de collegevoorzitter van de Universiteit Twente (Van Vught), de bestuursvoorzitters van Philips (Kleisterlee) en Shell (Van der Veer) en een prominent ING-bestuurslid (Rinnooy Kan). Van dit wonderlijke mengsel wordt vruchtbare kruisbestuiving verwacht. Het kabinet heeft het platform voor de komende jaren een budget van 185 miljoen euro meegegeven.
De maandag gepresenteerde Monitor Kenniseconomie 2003 van Nederland Kennisland onderstreept de noodzaak van het initiatief. Niet alleen de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven heeft te lijden, ook presteert Nederland in onderzoek en ontwikkeling ver onder het Europese gemiddelde. En dat terwijl ons land dertig jaar geleden nog vooropliep met het op de markt brengen van nieuwe producten en diensten.
Het innovatieplatform kan in elk geval bogen op een bevlogen voorzitter. In krap twee weken tijd sprak premier Balkenende drie keer over de problemen in de kenniseconomie. Zowel tijdens de opening van het academisch jaar als bij de lancering van het platform als bij de presentatie van de monitor gaf hij blijk van grote betrokkenheid. „Ik verwacht hier veel van”, zei hij. „Nederland beschikt over voldoende kennispotentie. Die moeten we snel aanboren.”
Balkenende ziet op voorhand drie prioriteiten. De hoge uitval in het beroepsonderwijs moet worden teruggedrongen, de universiteiten moeten veel meer doen aan kennisoverdracht en er moet worden gewerkt aan een ondernemersklimaat dat „uitdaagt tot ondernemen.”
Overigens zal het platform zich vooral richten op de bètastudies. Ook wordt bekeken met welke problemen zogenaamde ”jonge technostarters” te maken krijgen als ze een eigen bedrijf beginnen.
Frans Nauta, co-auteur van de monitor en secretaris van het platform, prijst zich gelukkig met het voorzitterschap van premier Balkenende. „Door het statuur van de leden én door de inzet van de minister-president ontstaat er nu ruimte voor onorthodoxe denkwijzen en maatregelen.”
Dat is volgens Nauta nodig, want „de intenties zijn al tien jaar goed, maar het is tot nu toe niet gelukt om een trendbreuk te bewerkstelligen.”
Vanuit de Tweede Kamer wordt heel verschillend op het platform gereageerd. PvdA-kamerlid Van Dam is hoopvol, omdat het grootste probleem van het recente verleden nu juist de „hokjescultuur” was, waarbij politiek, onderwijs en bedrijfsleven elk hun eigen plan trokken. Wel vindt hij dat het platform nog meer „kleine ondernemers” had kunnen herbergen, maar dat doet weinig af aan zijn enthousiasme over „dit belangrijke initiatief dat te maken heeft met ons werk en ons inkomen in de toekomst.”
Veel sceptischer is SP-kamerlid De Wit. Op zich niks mis met zo’n platform, stelt hij, zolang het zich richt op verbetering van het onderwijs, vooral van de bètastudies. Gezien de personele samenstelling van het platform „valt echter te vrezen” dat het onderwijs zich moet schikken naar de wensen van het bedrijfsleven. Dat vindt de SP een „verschraling, want onderwijs moet er zijn voor de hele samenleving.” De Wits conclusie: „Als het die kant opgaat, stop dan direct maar.”
Voor VVD-kamerlid Blok is het echter nog lang niet genoeg wanneer het platform erin slaagt het onderzoek van de universiteiten beter te laten aansluiten op de behoeften in het bedrijfsleven. Hij roept op om ook voor wat betreft het vestigingsklimaat voor bedrijven „echt de knop om te zetten.” De overheid moet een „consistente lijn” volgen. „Milieuwetgeving niet te scherp, stroom niet te duur, belastingen niet te hoog, arbeidsrecht niet te scherp en vestigingsvoorwaarden niet te hoog”, somt hij op.
Nederland scoort op al die punten internationaal niet best, meent Blok. Het baart hem zorgen dat zijn eigen VVD vooralsnog de enige partij lijkt die daar echt oog voor heeft. „Het CDA laat het nogal eens afweten. Onlangs nog, toen het ging om het patenteren van biotechnologische vindingen. Dat vond de meerderheid ethisch niet verantwoord. Daardoor zijn we in Europa nu het enige land waar geen patent op biotechnologie bestaat. Dat stimuleert het onderzoek natuurlijk niet.”