Titou: Waarom moet mijn man meekomen?
Fotograaf Jaco Klamer bezocht het West-Afrikaanse land Burkina Faso. Grote groepen Toearegs zijn daar neergestreken, op de vlucht voor de onrust in Mali. Deel 2 in een serie portretten van Henrique Staal.
„Waarom moet mijn man met jullie meekomen?” vroeg Titou Waled Hama toen soldaten op 2 april in alle vroegte aan de deur kwamen om haar man (korporaal in het leger van Mali) op te halen. De militairen wilden alleen even praten, zeiden ze. Er was niets aan de hand.
„Mijn man ging mee”, vertelt de 24-jarige vrouw. Ze vluchtte vanuit Mali naar buurland Burkina Faso. Ze woont nu bij haar broer, in een huisje in het vluchtelingenkamp Gandafabou, in het noorden van Burkina Faso. Daar vertelt Titou over haar vlucht.
„Ik kreeg mijn man niet meer aan de telefoon. Elke keer als ik belde, hoorde ik zijn voicemail. Uiteindelijk belde ik een politieman, een Toeareg, om te horen wat er aan de hand was. Hij verzekerde mij dat mij dat mijn man zou worden vrijgelaten. Maar ’s avonds belde hij me om te zeggen dat mijn echtgenoot niet meer thuis zou komen. Details kon hij me niet geven.”
Titou belde toen een vriendin, die in het ziekenhuis werkt. „Zij vertelde dat er die dag drie lichamen waren binnengebracht in het mortuarium van het ziekenhuis. Twee mannen herkende ze, de derde was onherkenbaar verminkt. Mijn vriendin zei: „Misschien is het je man, maar ik weet het niet zeker.” Nadat ik bleef aandringen dat ik de waarheid wilde horen, gaf ze toe de derde man mijn echtgenoot was en dat hij die dag op het plein, midden in het centrum, was vermoord.”
Titou Waled Hama kon niet naar het ziekenhuis om afscheid te nemen van haar man. „Toearegs lopen gevaar te worden aangevallen door een woedende menigte, we zijn doelwit geworden in Mali”, vertelt ze. „De kolonel, een Toeareg, die het lichaam van mijn echtgenoot wilde identificeren, werd gearresteerd. Ik weet niet wat er met hem is gebeurd. Het laatste wat ik, via vrienden, over mijn man hoorde, is dat zijn lichaam naar Mopti is vervoerd.”
Titou verliet haar huis direct na de dood van haar echtgenoot, samen met haar drie kinderen. „Mijn buurman, van de Dogustam, belde een taxi voor me om me naar het busstation te brengen. De chauffeur weigerde Toearegs te vervoeren. Mijn buurman reserveerde toen bustickets en bracht mij en mijn kinderen met een andere taxi naar de opstapplaats van de bus. „Dit is mijn vrouw, bescherm haar, zorg ervoor dat haar niets overkomt”, drukte hij de buschauffeur op het hart. We stapten in en reden naar San, aan de grens met Burkina Faso. Daarna vluchtten wij de grens over.”
„Als de rouwperiode voor de dood van mijn man is afgelopen en als blijkt dat ik niet zwanger ben, kan ik misschien hertrouwen”, zegt Titou. „Maar nu treur ik nog om het verlies.”
Dit is het tweede deel uit een drieluik over gevluchte Toearegs uit Mali.