Volgens de verdediging is er een duidelijk rechtsbeginsel dat internationale hoven niet alleen niet de doodstraf kunnen opleggen, maar ook geen verdachten overlaten aan landen waar zij de doodstraf zouden kunnen krijgen.

Kaddafi zit sinds november gevangen in een Libisch bergdorp. In Den Haag loopt een procedure over de vraag waar hij moet worden berecht.

Andere internationale hoven, zoals het Joegoslavië- en het Rwanda-Tribunaal, hebben expliciet in hun statuut staan dat het hof niemand uitlevert aan een land waar hij de doodstraf kan krijgen. Het ICC kent zo’n aparte regel niet. Als de rechters tot de conclusie komen dat zij Kaddafi aan Libië overlaten, moeten zij zich wel vergewissen dat hij thuis een eerlijk proces krijgt, anders is er sprake van „door justitie toegestane moord”, aldus de verdediging.

Aan de garanties voor een eerlijk proces hebben de advocaten juist twijfels. Kaddafi heeft zelf de inleiding geschreven tot de pleitnota. Daarin stelt hij dat belastende verklaringen tegen hem zijn verkregen door getuigen te martelen. Getuigen die in zijn voordeel spreken, zouden met een levenslange straf worden bedreigd. Ook zouden zij straffeloos kunnen worden gedood.

De ICC-aanklagers verdenken Kaddafi van misdaden zoals moord tijdens het neerslaan van de opstand van de Arabische Lente vorig jaar. Hij fungeerde destijds de facto als premier van zijn vader Muammar, die tijdens de burgeroorlog werd gedood.