„Ik zal je vertellen waar Saddam zit”
De geruchtenmachine draait in Mosul op volle toeren. In het ene verhaal trekt Saddam in Arabisch gewaad en voorzien van baard en zonnebril van onderduikadres naar onderduikadres, in het andere deelt hij zittend op de vloer de maaltijd met een bedoeïenenfamilie.
De Amerikanen worden overspoeld door mensen die zeggen te weten waar Saddam Hussein zich bevindt. Dat is geen wonder: de Amerikanen hebben 25 miljoen dollar beloning uitgeloofd. „Aan de lopende band melden zich mensen die zeggen: Geef me die 25 miljoen en ik vertel je waar Saddam zit”, zegt Patraeus, de commandant van de 101e luchtlandingsdivisie die in Noord-Irak actief is. „Meestal valt hun verhaal na ongeveer 30 seconden uit elkaar. Meestal is het een vriend van een vriend van een vriend die hem mogelijk ergens achter een gordijn heeft gezien.”
Toch zijn de Amerikanen geneigd tipgevers snel serieus te nemen. In Mosul hielden Saddams zoons Odai en Qusai zich schuil. Ook werd Saddams vice-president Taha Yassin Ramadan hier opgepakt. Geen toeval: Mosul is voor leden van Saddams regime aantrekkelijk. De soennieten zijn er in de meerderheid en Saddam heeft hier nog steeds veel aanhangers. De traditie schrijft bovendien voor dat gasten absoluut nooit verraden mogen worden - zelfs niet al worden ze gezocht door het sterkste leger ter wereld. Veel mensen zeggen desgevraagd dat ze Saddam niet zouden aangeven als hij zich bij hen zou melden.
De laatste dagen zijn er steeds meer Amerikaanse soldaten op straat. Hier en daar zijn nieuwe controleposten verschenen. Wordt Saddam binnenkort gepakt? „Kan zijn. We zijn een paar keer achter hem aan gegaan. Tot nu toe hebben we hem niet getroffen. Maar je weet nooit.” Patraeus houdt zich bewust op de vlakte. Eerder was hij in Bosnië betrokken bij de jacht op oorlogsmisdadiger Radovan Karadzic. Die is acht jaar na het einde van de oorlog nog steeds niet gepakt.
Aan de opsporing van Udai en Qusay, eind juli, ging geen geruchtenstroom vooraf zoals nu over Saddam. De eigenaar van het huis waar de twee verbleven, Nawaf al-Zidani, brak met de traditie en meldde zich bij de Amerikanen. Een jonge sergeant sprak met hem en realiseerde zich dat het best eens menens kon zijn. Niet veel later kwamen Udai en Qusay om bij een vuurgevecht met Amerikaanse troepen. Al-Zidani ging aan de haal met de beloning van 30 miljoen dollar - 15 miljoen per zoon.
Volgens een van de geruchten is Saddam ongeveer een maand geleden behandeld door Imah Hashim, een in de omgeving bekende hersenchirurg. „Ik heb hem helemaal nooit ontmoet, ik heb hem alleen op televisie gezien”, zegt een gefrustreerde Hashim. „Ik ben geen lid van de Ba’ath-partij, heb nooit een overheidsfunctie gehad. Ik ben gewoon een hersenchirurg.”
Het sterkste verhaal dat de ronde doet, is geheel in lijn met de persoonlijkheidscultus die de voormalige dictator rond zichzelf creëerde. Een hongerige, haveloze man klopt op de deur bij een arme bedoeïenenfamilie in het oude stadje Hadhar en vraagt om eten. De familieleden laten hem binnen. Terwijl de gast zich tegoed doet aan de maaltijd beklaagt de vrouw des huizes zich over het leven onder de Amerikaanse bezetters. „Zou u willen dat Saddam terugkwam?” vraagt de gast. „Ja”, zegt de vrouw. „Ik ben Saddam”, zegt de gast. „Als ik dit huis verlaat, vertel de mensen dan dat Saddam hier is geweest.”