Dr. André Troost kreeg thuis liefde voor Woord en woorden mee
De cirkel is rond: predikant-dichter dr. André F. Troost (63) sloot vorige week zijn arbeidzame leven als predikant af op de plek waar hij veertig jaar geleden werd bevestigd: de Grote of Catharijnekerk in Heusden.
Een verrukkelijke ruimte, zegt dr. Troost als hij de kerk vanbinnen laat zien. De middelgrote historische kerk met het fraaie Lohmanorgel vormt de uitgelezen plek voor een predikant die op het gebied van liturgie, kerklied en muziek zijn idealen heeft.
Hij gaat het missen: deze kerk, het prachtig gerestaureerde vestingstadje aan de Maas, de fraaie pastorie aan de Pelsestraat. Volgende week verhuist het echtpaar Troost naar Ermelo, waar ze in een nieuwbouwwijk terechtkomen. „We bewaren goede herinneringen aan het Veluwse dorp uit de lange periode dat ik daar stond. Én: vanuit ons nieuwe huis ben ik straks met een paar minuten op de hei.”
Dat hij in Brabant zou beginnen en eindigen, had dr. Troost nooit gedacht. „Ik ben in Den Haag opgegroeid. Ik had niks met Brabant. Maar de perioden hier hebben me erg geholpen. Hollanders zijn rap en snel. Hier is het precies andersom. Niemand doet wat ik wil, alles gaat anders dan ik in m’n hoofd heb. Ik zou sneller willen. Hier zeggen ze: Doe rustig aan, man. Van die rustige en relaxte mentaliteit heb ik veel geleerd.”
Dr. Troost is een man van de taal, van het nieuwe lied, van de verzorgde liturgie. Kon hij zijn ei wel kwijt bij de Brabanders? „Mijn ideeën vonden niet altijd direct aansluiting. Weinig mensen zitten daarop te wachten. Dat is sowieso het trieste lot van mensen met ideeën zoals ik. Tegelijk ondergaan ze het hier ook weer met een Brabantse gemoedelijkheid. Tot m’n verrassing kreeg ik tijdens m’n afscheidsdienst, vorige week zondagmorgen, signalen dat men het wel gewaardeerd heeft. Dat de liturgie door de veranderingen mooier is geworden. Ik heb het ook nooit gezocht in grote dingen. Je praat hier over een gemeente van de traditionele soort. Maar met kleine dingen heb ik geprobeerd de gemeente te laten ontdekken dat de traditie nóg ouder is dan de tijd van de Nadere Reformatie. Ik heb ze dus nóg traditioneler willen maken.”
Waar het dan om gaat? „Een gezongen ”amen”, een wisselzang, een gezongen gebed om ontferming. Bij zo’n laatste element moet je niet aankomen met een rooms aandoend responsielied. Meer dan eens zongen we de regel ”Heer, ontferm U over ons” uit het bekende lied ”Grote God, wij loven U”. Daar hoor je niemand over. Men voelt wel aan dat het geen nieuwlichterij is.”
Poëzie
De liefde voor taal en poëzie kreeg de jonge André van huis uit mee. „Mijn oma, die lang bij ons ingewoond heeft, zat altijd in de Bijbel te lezen. Mijn vader, actief als secretaris van de Haagse afdeling van de Gereformeerde Bond, had een grote liefde voor alles wat met taal te maken heeft: hij schreef zelf en was geïnteresseerd in de poëzie in het algemeen. Die liefde voor het Woord en de woorden heeft me gevormd.”
Als puber raakte André geboeid door mannen als Jan Wit en Ad den Besten, die toen als de dichters van de Pietersberg bezig waren met de nieuwe psalmberijming en het Liedboek voor de kerken. „Wat zij als probeersels op de markt brachten, vond ik mateloos mooi. En daarbij hun geweldige liefde voor de psalmen, die ze in hedendaagse taal berijmden. Dit is de taal die ik zingen kan, dacht ik.” De poëzie van Willem Barnard, op wie dr. Troost later zou promoveren, zei hem in die tijd niet zo veel. „Die vond ik wat merkwaardig. Later heb ik beter begrepen wat hij wilde zeggen.”
Toen André een jaar of 15 was, werd voor het eerst een lied van hem uitgevoerd. „Ik zat in Delft op het christelijk lyceum. Voor een viering zocht de docent Nederlands nog een lied bij Filippensen 2. Of we thuis allemaal wilden zoeken of we wat hadden. Toen heb ik zelf wat geprobeerd, op een bekende melodie. Onder een schuilnaam leverde ik het in. Tot mijn stomme verbazing zaten al die jongeren in de Sionskerk in Delft míjn lied te zingen. Dat stimuleerde me om verder te gaan.”
Eenvoud
Inmiddels heeft dr. Troost honderden liederen op zijn naam staan. Zijn teksten worden breed gebruikt en opgenomen in heel verschillende verzamelbundels: van het hoogliturgische ”Zingend geloven” tot de bundel ”Uit aller mond” voor de gereformeerde gezindte. Ook voor het nieuwe liedboek 2013 is naar verluidt een aantal liederen van dr. Troost geselecteerd.
Hoe verklaart hij dat zijn liederen zo breed ingang vinden? „Misschien omdat ik naar de eenvoud zoek. Het kerklied moet niet gekenmerkt worden door verheven taal. Daarom vond ik aanvankelijk de teksten van Ad den Besten ook meer geschikt dan die van Willem Barnard. Ik ben een liefhebber van woordspelletjes, maar je moet bij het kerklied oppassen dat het niet meer spel dan woord wordt. Dan gaat het Woord ten onder in het spel.”
En inhoudelijk? „Als ik mijn liederen uit de achterliggende veertig jaar bekijk, heb ik geen grote sprongen in mijn ontwikkeling gemaakt. Tijdens mijn afscheidsdienst hebben we het lied van Jan Wit bij Efeze 3 gezongen: ”Nu bidden wij met ootmoed en ontzag”, op de melodie van Psalm 56. Altijd als ik dat zing, breekt er iets, krijg ik kippenvel en voel ik de tranen opkomen. Het is een heel klassiek lied, met zelfs iets verouderd taalgebruik. Maar voor mij nog altijd goed genoeg. Dat is tekenend voor de ontwikkeling die ik heb doorgemaakt. Natuurlijk, ik heb theologisch op bepaalde punten wat andere standpunten ingenomen. In mijn boeken ”Dat Koninkrijk van U” en ”Engel naast God” heb ik mijn worsteling weergegeven over hoe we Jezus moeten zien. Daarin wijk ik iets af van Athanasius, ja. Maar ik belijd Jezus nog steeds als Zoon van God en ik belijd met hart en ziel het Apostolicum mee. Ik ben geen Kuitert of een Klaas Hendrikse.”
Ook in zijn liederen wil dr. Troost duidelijk en Bijbels zijn. „Hoeveel waardering ik ook voor de dichter Huub Oosterhuis heb, als hij zegt dat de kern van de Bijbelse boodschap is dat je je naaste lief moet hebben, dan ben ik dat maar gedeeltelijk met hem eens. Natuurlijk is dat een heel belangrijke Bijbelse notitie. Maar het eerste is: je zult Gód liefhebben. Dat moet dan ook in je liederen tot uitdrukking komen.”
Meer dan 35 jaar geleden vroeg dr. Troost aan de dichter Ad den Besten of die eens naar zijn liederen wilde kijken. „Tot mijn verbazing complimenteerde hij me met mijn teksten. Hij zag er zelfs iets van de 17e-eeuwse Paul Gerhardt in. Nu is Gerhardt me soms een beetje te vroom. Ik mis bij hem de tegenstem, het ”waarom” van Psalm 22 en van Jezus op Golgotha. Maar het geeft wel aan dat ik in mijn teksten orthodox ben. Ik wil ook met liefde en overtuiging in de orthodoxe lijn staan. Maar die wil ik graag combineren met eigentijdse taal.”
Homilie
Gaat iemand die veel met taal en poëzie bezig is anders de Schrift lezen, anders preken? „Ja, ik denk het wel. Voor mij is het een must, de manier om het vol te houden, om er vreugde in te blijven hebben. Waarmee ik niet wil zeggen dat iedereen het zo moet doen, helemaal niet.”
De taal van de Schrift is meer en meer voor hem gaan spreken. „Ik ben de Bijbel steeds letterlijker gaan lezen. In die zin dat ik geloof dat de Bijbelschrijvers grondig hebben nagedacht over wat ze opschreven. Over elke letter. Dat wil ik serieus nemen. Daarbij heb ik steeds meer oog gekregen voor de schoonheid van de Bijbelse taal, voor de vormen, de poëtische rijkdom.”
Hoe werkt dat door in de preek? „De preek is voor mij een homilie, een gesprek met de gemeente over een Bijbelgedeelte. Men zegt altijd dat ik preek zoals ik aan de keukentafel praat. Dat klopt ook. Wat niet wegneemt dat je in de preek kunt vermanen of Gods belofte kunt verkondigen. Dat kun je als pastor aan de keukentafel ook. De preek is voor mij geen literair hoogstandje of college in verheven taal. Nee, ik wil in eigentijdse taal het gesprek aangaan met de gemeente. Dat bereid ik voor, maar ik schrijf het normaal gesproken niet helemaal uit.”
Bij de gebeden ligt het anders, zegt de predikant. „Dat is het enige wat ik tot in de puntjes voorbereid. Je haalt het toch niet in je hoofd om tegen de Heere God zomaar, onvoorbereid te gaan praten. Als ik naar koningin Beatrix ga en iets tegen haar moet zeggen, bereid ik dat toch ook grondig voor. Het beste is niet goed genoeg voor de hoogste Majesteit. Dat hoeft niet gekunsteld of hoogdravend. Maar wel goed overdacht en verzorgd. Ik verbaas me erover dat het in nogal wat diensten precies andersom gaat. Dan dragen predikanten een keurig afgewerkte preek voor, maar in het gebed gaan ze zomaar staan praten tegen de Heere God. Onbegrijpelijk.”
De schrijver, dichter en dominee, zoals hij op zijn website staat aangekondigd, krijgt nu meer tijd voor de eerste twee aspecten van zijn bestaan. „Dat had ik al eerder gewild.” Wat kunnen we bij gezondheid vanuit Ermelo verwachten: nieuwe liederen, theologische publicaties? „Ik heb nog geen concrete plannen. Ik wilde na mijn emeritaat een kinderbijbel gaan schrijven, maar die is inmiddels al verschenen: ”Alle mensen”. Ik weet het niet. Volgens mijn vrouw kan ik niet niks doen. Daarin heeft ze gelijk. Er staan nog 48 ideeën in m’n computer.”
André F. Troost
Dr. André F. Troost werd in 1948 in Den Haag geboren. Hij werd in 1972 jeugdwerkpredikant voor de HGJB in de classis Heusden van de Nederlandse Hervormde Kerk. Vervolgens stond hij in Asperen (1974), Ermelo (1979), Zunderdorp i.c.m. Amsterdam (Diensten met Belangstellenden in de Engelse Kerk) (1994) en Heusden (2001). Zondag 17 juni nam hij afscheid wegens vervroegd emeritaat.
Als dichter maakte ds. Troost een groot aantal liederen, die werden gepubliceerd in de bundels ”Zingende gezegend” (1995) en ”Voorzichtig licht” (2008). Als publicist schreef hij dagboeken, pastorale geschriften en theologische boeken. In ”Engel naast God” (2010) verwoordde hij een visie op de godheid van Jezus die stof deed opwaaien.
In 1998 promoveerde Troost op een studie naar het werk van de dichter Willem Barnard: ”Dichter bij het geheim”.
Dr. Troost is getrouwd en heeft vijf kinderen en vijf kleinkinderen.