Buitenland

Hulporganisaties in Irak overwegen vertrek

Na de dodelijke zelfmoordaanslag van vorige week in het VN-gebouw in Bagdad hebben internationale humanitaire organisaties vragen bij hun aanwezigheid in het politiek instabiele Irak. „Als de Verenigde Naties al niet meer heilig zijn, zijn wij allemaal mogelijke doelwitten voor terroristische aanslagen”, meent een woordvoerder van een Amerikaanse hulporganisatie.

IPS
28 August 2003 08:33Gewijzigd op 14 November 2020 00:31

Verscheidene organisaties die actief zijn over de hele wereld, zoals Artsen zonder Grenzen en het Internationale Rode Kruis, vragen zich af of zij zich niet beter kunnen terugtrekken uit Irak. „Net als iedereen maken wij ons zorgen over de veiligheidssituatie in het land”, zegt Nicolas De Torrente, uitvoerend directeur van AzG. Zijn organisatie heeft al haar personeel geëvacueerd uit Basra en overgebracht naar Koeweit, maar is niet meteen van plan de 13 internationale en 28 lokale medewerkers in andere delen van Irak terug te trekken. AzG blijft de situatie wel van dag tot dag op de voet volgen.

In tegenstelling tot de meeste andere internationale organisaties worden hulpinstellingen uit de Verenigde Staten, zoals CARE en ”the International Rescue Committee”, hoofdzakelijk gefinancierd door de Amerikaanse regering. En volgens berichten uit Irak beschouwen sommige Irakezen hen ondanks hun humanitaire activiteiten als een verlengstuk van de Amerikaanse militaire aanwezigheid. Maar De Torrente meent dat extremistische groepen in Irak dat onderscheid niet maken en alle organisaties beschouwen als een westers surrogaat.

Medisch personeel wordt steeds vaker lastiggevallen, bedreigd en zelfs ontvoerd. Enkele weken geleden kwam een medewerker van het Rode Kruis om het leven tijdens een aanslag op een wagen. „De toenemende onveiligheid en het steeds grotere aantal aanslagen en bedreigingen wijst erop dat gewapende groepen geen onderscheid maken tussen militaire en humanitaire acties”, aldus nog De Torrente. Adrienne Leicester Smith, mediadirecteur van Oxfam Amerika, stelt dat haar organisatie bijzonder veel belang hecht aan de persoonlijke veiligheid van de nationale en internationale medewerkers in Irak. „Wij houden constant de ontwikkelingen in Bagdad en de rest van het land in het oog.”

Alle organisaties beseffen dat de gezondheid en het welzijn van de gemiddelde Irakees aanzienlijk zullen te lijden hebben wanneer de hulpagentschappen van de VN of humanitaire hulpverleners hun hulp zouden terugschroeven. Volgens De Torrente staat een team van AzG sinds de maand mei alleen in voor programma’s van basisgezondheidszorg en voor 700 tot 800 raadplegingen per week in een kliniek in het Al Thawra-ziekenhuis in de stad Sadr. In de Al Ma’amil-kliniek verzorgt AzG ook bijna 2000 raadplegingen per week voor volwassenen en kinderen. In juni en juli onderzocht een team van AzG 1343 kinderen die ernstig ondervoed zijn.

In de Washington Post meldde een niet nader genoemde medewerker van een medische hulporganisatie in Bagdad onlangs dat de hulpverlenende gemeenschap aarzelt om iets te zeggen over vertrekken of inkrimpen. „Niemand wil paniek veroorzaken.” Ondanks de tragedie van vorige week stellen de VN en verschillende van hun hulpinstellingen dat zij vastbesloten zijn tot het einde toe vol te houden in Irak - maar op een verminderde schaal.

VN-woordvoerster Hua Jiang meldde eerder deze week dat de aanslag van vorige week 23 doden tot gevolg heeft gehad, onder wie negentien VN-medewerkers - acht Irakezen en elf uit andere landen. Algemeen secretaris Kofi Annan heeft journalisten meegedeeld dat de VN niet kunnen overwegen zich uit Irak terug te trekken. „Het Iraakse volk heeft ons nodig, het wil dat wij blijven.” Hij voegde er nog aan toe dat de „fanatici en de gewelddadige personen” die de VN-medewerkers hebben gedood niet zullen bepalen wat er in Irak gebeurt.

Maar ondanks Annans vastberadenheid hebben de VN-hulpagentschappen hun internationale personeel in Irak met ongeveer de helft verminderd. Zij verrichten nog wel essentiële humanitaire werkzaamheden in het land, maar personeel dat niet ter plaatse nodig is en administratief werk elders kan verrichten, wordt overgebracht.

Volgens Annan betekent dit niet het einde van de VN-activiteiten in Irak. „Wij zetten ons werk voort en sommigen zullen naar Irak terugkeren wanneer de situatie zich wat stabiliseert.” Vóór de bomaanslag waren ongeveer 300 internationale medewerkers in Bagdad en ongeveer 646 in heel Irak werkzaam voor 22 VN-organisaties, -programma’s en -instellingen.

De ontwikkelingsorganisatie van de VN (UNDP) heeft vrijwel al haar 120 personeelsleden overgebracht naar Jordanië. Zowel de Wereldbank als het Internationaal Monetair Fonds (IMF), die kerntaken vervulden bij de wederopbouw van Irak, hebben meteen na de aanslag hun medewerkers weggehaald uit Bagdad.

Intussen heeft de commissie voor de veiligheid van het VN-personeel een volledig en onafhankelijk onderzoek gevraagd om uit te maken waarom het gebouw in Bagdad niet adequaat beveiligd was. De commissie stelt zich ook de vraag waarom de algemeen secretaris niet alle operaties in Irak schorst en het personeel weghaalt tot er maatregelen zijn genomen om de veiligheid te verbeteren. Guy Candusso van de commissie stelt cynisch: „Het zou me niet verwonderen als de overleden slachtoffers de schuld krijgen voor de onvoldoende beveiliging.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer