Buitenland

Afrikaanse migranten in Israël roepen irritaties op

Helen Baraka voelt zich niet meer veilig in Tel Aviv. De Afrikaanse immigrante opende twee maanden geleden met haar man een winkeltje in de wijk HaTikva (de Hoop) in het zuidoosten van Tel Aviv. Maar ze wil het sluiten en vertrekken naar een ander land.

Alfred Muller
9 June 2012 14:29Gewijzigd op 14 November 2020 21:31
Helen Barakat in haar gehavende winkel in Tel Aviv. Foto Alfred Muller
Helen Barakat in haar gehavende winkel in Tel Aviv. Foto Alfred Muller

Het is een eenvoudige winkel, met daarachter een toilet en een vertrek. Aanvankelijk leek het goed te gaan. Israëlische buurtbewoners vertelden haar dat ze een leuke winkel had. De Eritreeërs waren de enige klanten, maar ze kochten genoeg om de winkel draaiende te houden. Baraka hoopte genoeg te verdienen om de 7000 dollar die ze heeft geleend om Israël binnen te komen, terug te betalen.

Maar op de avond van 23 mei (toen Knessetleden in het relatief arme Zuid-Tel Aviv een toespraak hadden gehouden tegen de Afrikanen) vielen de vooruitzichten aan diggelen.

Het was tien uur ’s avonds. De deuren van de winkel waren al gesloten. Baraka, haar man en zijn vriend waren nog aanwezig. Toen Baraka’s man de deur van de zaak opende om te kijken wat het lawaai op straat te betekenen had, vloog een baksteen naar binnen. Vijf of zes van de vijftig jongemannen die buiten stonden, kwamen naar binnen.

„Ze begonnen flessen alcohol uit de schappen stuk te slaan, zakken met dure Afrikaanse kruiden kapot te trekken, en sloegen de deur van de koelkast met frisdrank stuk.”

Toilet

Baraka verborg zich in het toilet, omdat ze bang was dat de vandalen haar in elkaar zouden slaan. Met haar mobieltje belde ze de politie. Toen ze na een halfuur weer te voorschijn kwam, zag ze een agent en een journalist op straat staan. „De politieagent vroeg mij wat er gebeurd was. De journalist kwam op mij af en omarmde me om me te kalmeren.”

Helen schat de schade op 40.000 sjekel (8000 euro). Geld om de deur van de koelkast te repareren is er niet, maar ze heeft deze afgedekt met zwart plastic om de koelte binnen te houden. De winkelvoorraad werd weer uit het magazijn aangevuld.

„Ik durf niet meer alleen in de winkel te zitten”, zegt Helen. „Ik wil dat er steeds iemand bij me is. Als er niemand is, bel ik mijn man op zijn werk in zijn andere winkel en zeg dat hij moet komen. We sluiten de winkel tegenwoordig al om negen uur ’s avonds, in plaats van om elf uur. Ik ben bang om ’s avonds alleen over straat te lopen. Soms blijf ik hier in de winkel slapen. Dan kan ik hem ’s morgens ook heel vroeg weer opendoen.”

Ze begrijpt dat er problemen zijn. Ze heeft enkele Eritreeërs dronken op straat gezien. Ook erkent ze dat sommigen van hen misdaden hebben gepleegd. „Als er een grote gemeenschap arriveert, gebeuren er goede en slechte dingen. De oplossing is de misdadigers in de gevangenis te stoppen. De hele groep beschuldigen is niet fair.”

Het Levinskipark lijkt het centrum van de Afrikanen. In groepjes zitten de mannen op bankjes. Anderen zitten op stukken karton onder de schaduw van de bomen op het gras. Messeret Fisahaie –een jongedame uit Eritrea die vloeiend Engels en Hebreeuws spreekt en er met haar zonnebril uitziet alsof ze zo uit New York komt– zegt dat de meeste mensen die uit de Negev arriveren, naar familie gaan. „Als iemand geen familie heeft, kan hij in het park slapen. We proberen de vrouwen en kinderen aan onderdak te helpen.”

Markt

Op de Hatikvamarkt zijn de kooplui bereid commentaar te leveren op de komst van de Afrikanen. „Ik zelf ben niet bang”, zegt Liran David, „maar de meisjes durven ’s avonds de straat niet meer op. ’s Avonds laat lopen hier geen Joden meer rond, alleen nog maar zwarten.”

Groentekoopman Coby Dvora zegt dat de spanningen de laatste dagen weer wat afnemen. De Afrikanen komen met de bus rechtstreeks naar het centraal busstation in het zuiden van Tel Aviv, hebben geen geld en zitten met twintig mensen tegelijk in een huis.

Hij weet een oplossing: stuur de Afrikanen allemaal naar het rijke noorden van de stad. De sandalenkoopman waarschuwt voor de komst van nog meer vreemdelingen en drukt een vinger tegen mijn hoofd alsof het om een pistool gaat en zegt: „Straks loopt het nog zo af met ons.”

Internetcafé

Er hebben meer winkeltjes van Eritreeërs in de buurt schade opgelopen. In een van de zaken –een internetcafé– zijn vier computers en vier telefoons gestolen. De Eritrese eigenares doet het rolluik open en laat de lege schappen zien.

Het volgende adres is een Eritrese bistro. De winkel bestaat uit een paar plastic stoeltjes langs de wand. De caféhouder –hij wil anoniem blijven– opende zijn winkel in 2007. Hij legt de drie bakstenen op tafel die door de ruit zijn gegooid. Het raam is vernieuwd, maar er zitten alweer barsten in.

Hij vertelt dat een groep jongens hem in elkaar sloeg, nadat hij naar hun leeftijd vroeg omdat ze alcohol wilden kopen.

Hij kwam naar Israël omdat hij geen andere weg zag. In Egypte was het leven te moeilijk en Israël was het enige land om naar te ontsnappen. ’s Avonds om elf uur is hij bang zijn zaak te verlaten en naar huis te gaan. „Op een dag kan iemand mij iets aandoen. Ik wil het land uit, maar ik weet niet waarheen. Misschien naar Alaska of Australië.”


Israël wil meeste Afrikanen deporteren

Het Israëlische ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de migranten uit Zuid-Sudan donderdag een week gegeven om het land te verlaten.

Wie vrijwillig vertrekt, krijgt het ticket cadeau – en nog 1000 euro erbij. Wie weigert te gaan, wordt het land uitgezet. Het ministerie schat het aantal Zuid-Sudanezen op 1500, maar hulporganisaties zeggen dat het om niet meer dan 700 of 800 gaat. Onder hen zijn 450 kinderen.

De districtsrechtbank van Jeruzalem verwierp donderdag een verzoek van hulporganisaties om de deportatie te verbieden op grond van de slechte veiligheidssituatie in Zuid-Sudan. De rechtbank stelde echter wel dat Zuid-Sudanezen persoonlijk nog wel een asielaanvraag kunnen indienen. Israël heeft goede relaties met Zuid-Sudan sinds dit land vorig jaar onafhankelijk werd.

Voedsel

„De toestand in het land is verschrikkelijk”, zegt Sigal Rozen van de hulporganisatie Hotline for Migrant Workers. „Het voedsel komt niet op alle plaatsen.”

Ze verwacht dat de Israëlische vreemdelingenpolitie geen moeite zal hebben de Afrikanen op te pakken. Wel zal het grote moeite kosten te onderscheiden wie wel en wie niet een Zuid-Sudanees is. „De regering kan zo enthousiast worden dat ze ook anderen oppakt.”

Het ministerie van Defensie zal ook vier nieuwe kampen bouwen in Zuid-Israël waar migranten die de grens met Egypte oversteken, worden opgesloten. Deze kampen moeten plaats bieden aan 20.000 Afrikanen. Twee detentiecentra (Saharonim en Ketziot) zijn al in gebruik. Het doel van de centra is te voorkomen dat de migranten zich door het land verspreiden.

Zondag begon de dienst voor bevolkingsregistratie ook met het uitvoeren van de ”anti-infiltratiewet”. Deze wet bepaalt dat elke Afrikaanse migrant die illegaal de grens oversteekt, zonder uitspraak van de rechter drie jaar kan worden opgesloten. Ieder die hen helpt, loopt zelfs het risico vijftien jaar achter de tralies te belanden.

Israël is verder bezig met de aanleg van een 240 meter lang hekwerk langs de grens met Egypte, dat eind dit jaar klaar moet zijn.

Eritrea

Momenteel zijn er ongeveer 60.000 Afrikaanse migranten in het land. De meesten komen uit Eritrea. De Afrikanen werden tot deze week vrijgelaten uit de detentiecentra in Zuid-Israël in ruil voor een verklaring dat ze zouden meewerken aan uitzetting. Ze hebben geen toestemming om te werken – maar ze proberen allemaal geld te verdienen.

In december vorig jaar zei de minister van Binnenlandse Zaken, Eli Yishai, op de legerradio dat hij „de Joodse meerderheid van de staat” wil beschermen. Hij gaf de garantie dat alle wat hij „infiltranten” noemde tot „de laatste toe” naar hun land zouden terugkeren. Premier Benjamin Netanyahu zei deze week tegen zijn ministers de mensen die terug kunnen ook zo snel mogelijk weg te sturen. Maar Sudanezen en Eritreeërs zouden mogen blijven, vanwege de vervolging die hen in eigen land te wachten staat.

Mensen uit Zuid-Sudan, Ivoorkust, Ghana en Ethiopië komen echter wel in aanmerking voor uitzetting. Het zou gaan om 25.000 van de ongeveer 60.000 Afrikaanse migranten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft al enkele vluchten georganiseerd waarmee Zuid-Sudanezen op vrijwillige basis naar Juba in Zuid-Sudan kunnen.

Verdrijving

Het ministerie van Binnenlandse Zaken is tot nu toe zuinig geweest met het verlenen van asiel. Volgens een rapport van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken werden vorig jaar 4603 aanvragen ingediend. Slechts 1 ervan werd goedgekeurd, 3692 andere werden verworpen. Wel verstrekt het ministerie soms een document dat deportatie uitstelt.

De migranten bevinden zich in vele delen van het land. Een grote concentratie bevindt zich in het zuiden van Tel Aviv, rond het centraal busstation. De latente spanningen in de stad kwamen tot uitbarsting nadat politici van rechtse partijen in Tel Aviv een anti-immigrantenbetoging bijwoonden.

Likud-Knessetlid Miri Regev (oud-woordvoerder van het leger) vergeleek op 23 mei de Sudanezen met „kanker in ons lichaam.” Haar partijgenoot Danny Danon schreef op Facebook dat de staat Israël in oorlog is met „een vijandelijke staat” die zijn hoofdstad in Zuid-Tel Aviv heeft. Hij eiste een onmiddellijke verdrijving van „alle infiltranten.” Na de demonstratie werden Afrikanen aangevallen in het zuiden van Tel Aviv, waarbij gewonden vielen.

Ook in andere steden worden spanningen gemeld. In een huis in Jeruzalem dat onderdak biedt aan tien migranten, werd deze week brand gesticht. Enkele Israëliërs demonstreerden dinsdag tegen de brandstichting en tegen de hetze van rechtse politici tegen buitenlanders. Ook het ministerie van Buitenlandse Zaken veroordeelde de aanslag.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer