Ds. L. Quist uit Groot-Ammers veertig jaar in het ambt
GROOT-AMMERS – Vanaf de galerij is de kerktoren van Groot-Ammers goed te zien. In de hal van zijn woning ligt de Rembrandtbijbel opengeslagen bij een afbeelding van de profeet Jeremia die weent over de verwoesting van Jeruzalem. In de huiskamer hangen de portretten van Luther en Calvijn op een direct in het oog springende plaats naast elkaar. De woonomgeving van ds. L. Quist doet als vanzelf denken aan hogere waarden.
De predikant spreekt graag over die hogere waarden, liever dan dat hij zichzelf een hogere waarde toedicht: „Je moet altijd oppassen voor hoogmoed. Het is bijzonder zoals ik tot het predikambt gekomen ben, maar dat is niet mijn verdienste. Dat heeft de Heere gedaan.” Op 11 mei stond de hervormde emeritus predikant veertig jaar in het ambt.
Lambrecht Quist werd in 1931 in Stavenisse, op het eiland Tholen, geboren in een boerenfamilie. In de oorlog, in 1944, zetten de Duitsers een gedeelte van het eiland onder water. De bewoners moesten evacueren en de lagere school sloot zijn deuren, waardoor Lambrecht de achtste klas niet kon afmaken.
De latere predikant was een van de weinigen die in het dorp mochten blijven om het vee te verzorgen. Toen hij eens langs de dijk liep, voer er aan de andere kant een Duitse mijnenveger. Die werd ontdekt door geallieerde jachtvliegtuigen en beschoten. Ds. Quist: „Het was heel dichtbij. Ik dacht dat ik het niet zou overleven. Toen riep ik in mijn nood: „O, God, red mijn ziel.” Dat was het begin van mijn geestelijke ommekeer. Na het sterven van mijn vader in 1950 kwam ik tot de zekerheid van het geloof.”
Watersnood
Intussen liep de jonge Zeeuw met een roeping om predikant te worden, maar er leek niets van te komen. Hij werd boerenknecht en gaf een groot gedeelte van het geld thuis af om het huishouden draaiende te houden. Tijdens de watersnood in 1953, die Stavenisse hevig trof, bleef hij gespaard. Aan het eind van de belijdeniscatechisatie raadde de toenmalige predikant hem aan godsdienstonderwijzer te worden. Lambrecht voelde dat hij predikant zou worden, maar sprak daar niet over.
Na het overlijden van zijn moeder in 1965 bleef de boerenzoon alleen achter. Ter wille van zijn studie voor de vooropleiding voor het staatsexamen gymnasium verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij gastvrij onderdak vond bij zijn zwager en zus. Daar hoorde hij dat er een speciale regeling bestond voor studenten van dertig jaar of ouder zonder middelbare schoolopleiding. Na een gesprek met een viertal professoren werd de „verlegen boerenjongen” via het colloquium doctum toegelaten tot de theologiestudie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. In 1972, op 41 jarige leeftijd, was hij beroepbaar.
Kandidaat Quist nam het beroep aan naar Molenaarsgraaf in de Alblasserwaard, waar hij zijn vrouw leerde kennen. Daarna stond hij in Opheusden (1976), Middelharnis (1981), Bruchem-Kerkwijk-Delwijnen (1986) en Moordrecht (1991). In laatstgenoemde plaats kreeg hij een hartinfarct en nam hij de beslissing om vervroegd emeritaat aan te vragen.
Na zijn emeritering diende ds. Quist nog de gemeente van Spijk (1994) en verrichtte hij bijstand in het pastoraat in Opheusden (1998). In 2004 ging hij met zijn vrouw in Groot-Ammers wonen, betrekkelijk dicht in de buurt van de kinderen en kleinkinderen.
„Het is een wonder dat ik veertig jaar predikant mag zijn”, zegt ds. Quist. „Ik voel wel dat ik ouder word, ik ben 81 jaar, maar ik mag de meeste zondagen nog preken. Tijdens de jubileumdienst preekte ik over Psalm 71:17 en 18, met als thema ”Terugzien in verwondering”. Ik ben geen vlotte prater, maar op de preekstoel hoef ik niet naar woorden te zoeken. Daar word ik dikwijls boven al mijn zorgen uitgetild.”
Zorgen heeft hij, vooral over de geestelijke crisis in Nederland. Ook al was vroeger niet alles beter, toch constateert de predikant dat het de verkeerde kant opgaat. Hij voelt zich verbonden met de profeet Jeremia die een geweldige geestelijke strijd kende. „Tijdens mijn predikantschap in Molenaarsgraaf heb ik een serie preken over Jeremia gehouden. Hij was, net als ik, wel eens moedeloos. Als je ziet op allerlei ontwikkelingen in ons land en in de kerk, zou je toch de moed verliezen? Ik weet wel dat het niet mag maar het overkomt me soms. Op de preekstoel word ik er dikwijls bovenuit getild.”
In de put
Op tweede pinksterdag preekte ds. Quist in zijn eerste gemeente Molenaarsgraaf, over de geschiedenis van Eldad en Medad in Numeri 11. „Mozes had moeite met zijn eigen volk. Hij had oog voor de geestelijke crisis waarin het volk toen verkeerde, maar hij zat diep in de put, was niet op zijn plaats en vergat zijn roeping. De Heere liet Mozes echter niet in de steek en gaf hem nieuwe moed. Als je weet dat je door de Heere tot een taak geroepen bent, mag je er ook op vertrouwen dat Hij zal helpen, ondanks je tekortkomingen.”
Ds. Quist houdt vast aan de betrouwbaarheid van God. „De Heere is trouw aan Zijn verbond. Hij is een Man van Zijn Woord. We moeten het hebben van een belovende God. Geloven is een genadegave. God zegt: „Ik zal en zij zullen.” Daar klopt het hart van het Evangelie. Wij móéten niets maar worden uit genade zalig. Niets uit ons maar alles uit Hem, zo reist men naar Jeruzalem.”