„Gewapende bendes achter bloedbad Hula”
DAMASCUS – De Verenigde Naties gaan onderzoek doen naar het bloedbad in de Syrische plaats Hula van vorige week vrijdag. De VN-Mensenrechtenraad lijkt echter niet open te staan voor ooggetuigenverslagen die erop wijzen dat niet het Syrische regime, maar gewapende bendes het bloedbad op hun geweten hebben.
Na het afschuwelijke bloedbad in Hula, waarbij 108 burgers om het leven kwamen, werd de 11-jarige Ali al-Sayed een beroemdheid in de Arabische media. Toen gewapende mannen het huis van zijn familie in Hula binnenvielen en alle leden van zijn familie in koelen bloede vermoordden, liet de kleine Ali zich op de grond vallen. Het bloed van zijn gedode moeder, die naast hem lag, kleurde zijn kleren rood. Dit redde hem het leven omdat de moordenaars dachten dat ook Ali dood was.
Opvallend is echter dat Ali de moordenaars van zijn familie tot tweemaal toe omschrijft als „mannen met kaalgeschoren hoofden en lange baarden.” Dit is bepaald geen omschrijving die van toepassing is op soldaten van het Syrische leger, maar lijkt eerder te wijzen in de richting van gewelddadige jihadisten, zoals die eerder te zien waren op beelden uit Afghanistan en Irak.
Woordvoerder Rupert Colville van de VN-Mensenrechtenraad liet weten dat die zijn voorbereidende onderzoek baseerde op telefoongesprekken met oppositiegroeperingen binnen Syrië en ontmoetingen met leden van de Syrische oppositie in zowel Turkije als Zwitserland.
De vraag lijkt hier gerechtvaardigd of deze eenzijdigheid van bronnen niet reeds bij voorbaat de uitkomst van het onderzoek suggereert. Colville lijkt dit zelf te bevestigen, doordat hij liet weten dat „al onze bronnen de verantwoordelijkheid voor het bloedbad bij de Shabihha leggen”: gewapende milites die volgens de Syrische oppositie voornamelijk uit alevitische jongeren bestaan en door het regime in Damascus worden betaald. De alevieten zijn een sjiitische minderheid in Syrië, waartoe ook president Assad behoort.
Het opmerkelijke is echter dat onder de 108 slachtoffers in Hula ook veel alevitische vrouwen en kinderen waren. Dit zet vraagtekens bij de rol van Shabihha bij het bloedbad.
Het verhaal rond de omstandigheden waaronder de moordpartij plaatsvond, is trouwens aangepast. In eerste instantie werd gemeld dat het Syrische leger Hula twaalf uur lang met tanks zou hebben beschoten om een anti-Abbasdemonstratie uiteen te drijven.
Later bleek echter dat vrijwel alle slachtoffers om het leven waren gebracht door messteken of een kogel, die van dichtbij door het hoofd werd geschoten. Het oppositionele Vrije Syrische Leger begon toen op Arabische tv-zenders het bericht te verspreiden dat „de Shabihha moordend van huis tot huis waren getrokken.” Het is merkwaardig hoe weinig oog de internationale gemeenschap heeft voor deze twee totaal tegenstrijdige verklaringen.
Het lijkt erop dat Hula geplaatst moet worden tegen de achtergrond van de totale anarchie die in de regio rond Homs en Hama heerst. Hula is gelegen tussen Hama en de Libanese grens.
Fides, een rooms-katholieke organisatie, liet deze week weten dat grote groepen Syrische alevieten en christenen naar Libanon vluchten om te ontkomen aan het geweld van gewapende bendes dat zich speciaal tegen hen richt. Gewapende bendes zien de christenen als beschermelingen van president Assad.
Een klooster in Qara in deze regio meldde eveneens dat veel christenen en alevieten er sinds begin deze week bescherming hebben gezocht. Volgens Fides en bronnen binnen het klooster was het Syrische leger vorige week volstrekt afwezig in de gehele regio. Gewapende rebellen zouden rond Hula echter complete alevitische families hebben vermoord. Hun lichamen werden vervolgens in Hula voor de moskee verzameld.
Twee Russische journalisten, Marat Musin en Olga Kulygina, bevestigen dit beeld. Zij waren op de dag van het bloedbad met een tv-ploeg aanwezig in Hula. De journalisten zagen dat gewapende rebellen om 14.00 uur op verschillende plaatsen in Hula politieposten aanvielen. Vervolgens dreven de rebellen families die loyaal waren aan de autoriteiten bij elkaar in enkele huizen, waar ze allen werden vermoord. Volgens de journalisten toonden de rebellen de lichamen vervolgens aan de VN-commissie onder de bewering dat het om slachtoffers ging van bombardementen van het Syrische leger.
Musin en Kulygina hebben uitvoerige gesprekken gevoerd met inwoners van Hula en vermelden bovendien de namen van Syrische ambtenaren en politieagenten die door de rebellen werden vermoord. Als ooggetuigen die op 25 mei aanwezig waren in Hula en die alles op de camera hebben vastgelegd, hebben ze getracht hun bevindingen aan te bieden aan de speciale VN-Mensenrechtenraad. Die bleek echter niet geïnteresseerd te zijn.