Vrijheid voor geloof topprioriteit voor EU
BRUSSEL – Godsdienstvrijheid is één van de belangrijkste prioriteiten in het buitenlands beleid van de Europese Unie. Dat stelden twee ambtenaren van de diplomatieke dienst van EU-Hoge Vertegenwoordiger Ashton donderdagmiddag in Brussel.
De ambtenaren spraken tijdens een symposium over de vrijheid van religie in Pakistan dat was georganiseerd door SP-europarlementariër Dennis de Jong en CU-vertegenwoordiger Peter van Dalen. Christian Behrmann stelde dat godsdienstvrijheid „heel belangrijk” is in de contacten met Pakistan. Dit is één van de punten die steeds terugkomen in de contacten met Pakistan.
Zijn collega Jean-Bernard Bolvin stelde dat volgende maand een nieuw actieplan over religievrijheid wordt besproken met de lidstaten. Pas dan is het mogelijk definitieve standpunten in te nemen.
De buitenlandse dienst van de Europese Unie functioneert pas sinds eind 2010. Dat betekent dat op veel punten nog met de lidstaten moet worden gezocht naar de juiste opstelling. De EU kreeg pas in 2009 met het Verdrag van Lissabon de mogelijkheid om een eigen buitenlandse politiek te voeren.
Twee vrouwelijke sprekers uit Pakistan (voormalig VN-rapporteur godsdienstvrijheid Asma Jahangir en de auteur Jennifer Jag Jivan) schetsten een vrij somber beeld van het effect van de blasfemiewet op de totale samenleving. Vooral religieuze minderheden zouden onder angst leven iets verkeerds te zeggen. Voor politici en dienaren van de overheid is het moeilijk om te pleiten voor verandering van de wet, omdat dit direct gevaar oplevert.
Volgens EP-lid Van Dalen groeit de nieuwe generatie in Pakistan vanwege dit verbod op godslastering op in „permanente angst.” Dit treft vooral christenen en andere minderheden. „Het hele land wordt erdoor gegijzeld. Laten de Pakistaanse leiders lef tonen door de ban van deze gijzeling te verbreken en die wetten af te schaffen.”
Vertegenwoordigers van de Pakistaanse ambassade spraken tijdens de bijeenkomst tegen dat de situatie er zo erg voorstaat. Ook EU-vertegenwoordiger Behrmann stelde dat de blasfemiewet meer slachtoffers maakt onder „mainstream” Pakistanen dan onder religieuze minderheden.
SP’er De Jong toonde zich na afloop tevreden over de „veilige haven” die het Europees Parlement biedt voor dit type bijeenkomsten. „In Pakistan is van alles in beweging, maar zo’n bijeenkomst is daar niet mogelijk.”
De Jong hoopt dat hij met deze bijeenkomsten de stap kan maken van informele gedachtewisseling met de Europese buitenlandse dienst naar openlijk debat in het Europees Parlement. „Het EP moet een permanente aanjager worden om dit onderwerp doorlopend op de agenda te plaatsen bij mevrouw Ashton. Anders blijft het waarschijnlijk toch bij mooie woorden.”
Van Dalen vreest dat schendingen van mensenrechten in het totale EU-beleid toch zullen ondersneeuwen onder andere belangen. Hij riep Ashton daarom vooral op contact te houden met Pakistaanse organisaties waarvan de leiders zich met gevaar voor eigen leven inzetten.
Van Dalen is blij met de opstelling van Ashton en haar team. „Dit toont aan dat het belang van godsdienstvrijheid steeds meer wordt ingezien. En ook dat de Europese Buitenlandse Dienst nu beseft dat dit onderwerp leeft in het Europees Parlement.”