Akkoord over historische dam
Na jaren heen en weer praten zijn Syrië en Jordanië eindelijk tot een vergelijk gekomen over de bouw van de Wehda-dam. Met die dam moeten de oude waterproblemen van beide landen binnenkort definitief tot het verleden behoren. Geen slechte zaak, want water wordt volgens verschillende bronnen vooral in het Midden-Oosten steeds meer een ontvlambare materie.
„De bulldozers rukken al midden dit jaar uit”, glundert Abdul Aziz Al-Masri, expert en irrigatieambtenaar bij het Syrische ministerie. „Alle obstakels zijn overwonnen. Beide landen zijn overeengekomen het water van de rivier de Yarmouk te delen en te exploiteren voor irrigatie en waterenergie”, aldus Al-Masri. De Yarmouk voert jaarlijks zo’n 135 miljoen kubieke meter water naar Jordanië, maar ontspringt in Syrië, stroomt langs de Syrisch-Jordaanse grens en voedt dan de Jordaan in Israël, nadat die het Meer van Tiberias heeft verlaten.
Een dam moet ervoor zorgen dat het water van de Yarmouk beter wordt beheerd. Het moet een pronkstuk worden van 100 meter hoog; de wand zal zo’n 225 miljoen kubieke meter water kunnen vasthouden. Meer dan de helft daarvan zal worden gebruikt voor irrigatie en als drinkwater in Jordanië. De rest dient voor het opwekken van elektriciteit voor Syrië.
„Dit project is van groot belang voor beide landen, en gelukkig loopt alles nu van een leien dakje. Het project bestond al jaren op papier, maar de afwikkeling ervan zat al jaren muurvast door de twijfels van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Nu genieten we de steun van de Verenigde Arabische Emiraten en de Arabische Ontwikkelingsbank”, zegt Al-Masri.
Oorspronkelijk was de bouw van de Wehda-dam begroot op 495 miljoen euro. Beide landen zijn er nu van overtuigd dat de werkelijk kosten de helft zullen bedragen. Maar wie het geld opbrengt, is niet duidelijk - sommige experts zeggen dat beide landen de last mooi in tweeën zullen delen, anderen weten dat Jordanië „de kosten draagt.”
De onderhandelingen begonnen al in 1987 tussen de toenmalige staatshoofden koning Hussein en president Hafez Assad, en werden afgeschilderd als van „het allerhoogste belang voor beide partijen.” Toch verliepen de gesprekken stroef. De Golfoorlog van 1990-1991 maakte een einde aan het overleg, maar dat herstartte in 1995.
Ondertussen had Israël echter al een verdrag gesloten met Hussein. De Joodse staat ging ermee akkoord jaarlijks 200 miljoen kubieke meter water -vooral uit de Yarmouk- aan Jordanië af te staan. In december 1998 begonnen Israël en Jordanië aan de bouw van een 100 miljoen euro dure waterafleidingsmuur.
Maar vanaf 1999, na de dood van koning Hussein, verbeterden de relaties tussen Damascus en Amman weer en begon Israël met zijn buurlanden te bakkeleien over drinkwater. Het waterniveau van de rivier was ondertussen dramatisch gezakt, zodat koning Abdullah II en president Bashar Assad de draad weer oppakten - met het recente fiat voor de Wehda-dam tot gevolg.
Voor de dorstende Syrische bevolking is dat niets te vroeg - de drinkwaterkranen vallen er tegenwoordig elke dag vanaf 12 uur ’s middags droog. Maar ook vanuit geopolitiek oogpunt kan de dam van onschatbare waarde blijken. Verschillende internationale rapporteurs trokken de afgelopen jaren aan de alarmbel en waarschuwden voor nakende droogten en oorlogen om water.
Zo zag in 2000 de studie ”Global Trends 2015” van het Amerikaanse National Intelligence Council (NIC) een problematische waterbevoorrading als een van de hoofdoorzaken voor een mogelijke wereldcrisis. In de dorre gebieden van het Midden-Oosten en Noord-Afrika, waar 300 miljoen mensen of 5 procent van de wereldbevolking leven, is maar 1 procent van de jaarlijkse mondiale reserves aan bruikbaar water voorhanden. En die tekorten worden volgens de journalisten Ruth Sullivan en Leyla Boulton allengs groter. Israël overweegt al langer ontziltingsinstallaties te bouwen om volledig onafhankelijk te zijn van zijn ’droge’ en explosieve buren.