Abu Qatada, ooit door een Spaanse rechter omschreven als de rechterhand in Europa van wijlen Osama bin Laden, had het hof gevraagd zijn zaak in hoger beroep nog eens te laten behandelen door zijn meest ervaren rechters. Het rechtscollege wees dit van de hand zonder hiervoor een nadere verklaring te geven.

De islamitische geestelijke is in Jordanië twee keer bij verstek veroordeeld wegens betrokkenheid bij terroristische complotten. Groot-Brittannië beschouwt de islamitische prediker als een nationaal veiligheidsrisico en wil hem zo snel mogelijk uitleveren aan Jordanië, liefst nog voor de Olympische Spelen die in de zomer in Londen worden gehouden.

De Britse autoriteiten proberen Qatada, wiens echte naam Omar Othman luidt, al tien jaar uit te leveren aan Jordanië. Hij werd in 2002 voor het eerst gevangen gezet. Dat gebeurde zonder aanklacht op grond van Britse antiterrorismewetgeving. Sindsdien ging de haatprediker de cel in en uit.

Zijn advocaten stelden dat hun cliënt het risico liep om te worden gemarteld in Jordanië of dat hij zou worden veroordeeld op grond van bewijsmateriaal dat van anderen was verkregen door marteling. In 2005 sloot Groot-Brittannië een overeenkomst met Jordanië om zich ervan te verzekeren dat Qatada niet slecht zal worden behandeld door de Jordaanse autoriteiten.

In april hervatten de Britse autoriteiten hun pogingen om de uitlevering van de grond te krijgen, nadat Europese rechters in januari de uitlevering van Qatada nog hadden geblokkeerd. Hij werd vorige maand opnieuw gevangengezet.

De Britse minister van Binnenlandse Zaken, Theresa May, reageerde verheugd op de beslissing van het EHRM. Zij zei erop te vertrouwen dat Qatada snel op het vliegtuig kan worden gezet naar Jordanië.