In Sderot is het leven nooit normaal
Tachtig raketten per dag op Sderot waren in het verleden geen uitzondering. Inmiddels lijkt de rust in het Israëlische stadje, op een steenworp afstand van de Gazastrook, redelijk weergekeerd. Maar het blijft een fragiel evenwicht. Odelia ben Porat: „Elke dag staan we opnieuw voor de keus om te blijven of te vluchten.”
Traag trekt de zon zich op vanachter de heuvels van Judea. De woestijn koestert zich al in de mediterrane stralen. Weldra zal ook Jeruzalem in het goudgele licht baden.
De bochtige weg van de Heilige Stad naar de kust loopt, ondanks het vroege uur, al vol. Driftig toeterende taxichauffeurs haasten zich naar beneden. Vrachtwagens dalen in slakkengang de heuvels af, beducht voor oververhitte remmen.
Als de hellingen achter de rug zijn, gaat het een stuk sneller. De golvende vlaktes zijn ongemeen groen. Nog even, dan zal de zinderende zomerhitte het Israëlische landschap tot een dor vaalbruin doen verschieten.
Alles lijkt vredig. Totdat op de verkeersborden namen als Kfar Malachi, Yad Mordechai en Sderot verschijnen. De Gazastrook komt in zicht. Boven Gaza-stad, op minder dan een kilometer afstand van de strengbewaakte grens, hangt een roetzwarte rookpluim. Twee Israëlische gevechtshelikopters trekken in een scherpe bocht omhoog. De zoveelste wapenopslagplaats, munitiefabriek of smokkeltunnel is vernietigd.
In Sderot houdt de bevolking de adem in. De inwoners weten dat Israëlische vergeldingsacties vaak nieuwe Palestijnse raketbeschietingen tot gevolg hebben.
Dagelijks onder vuur
Daar heeft Sderot dan ook alle ervaring mee. Tot drie jaar geleden lag het stadje in de westelijke Negevwoestijn bijna dagelijks onder vuur. „Er waren dagen waarop we wel tachtig inslagen te verwerken kregen”, zegt Odelia ben Porat, medewerker van Reut, een organisatie die getraumatiseerde kinderen begeleidt. „Leerlingen konden niet naar school; vrijwel niemand kwam aan werken toe. Soms zaten we 24 uur achter elkaar in de schuilkelder.”
Na de Gazaoorlog –eind 2008, begin 2009– nam het geweld drastisch af. Maar de angst onder de inwoners van Sderot is er niet minder op geworden. Elk moment kan immers het gevreesde luchtalarm afgaan en kunnen de onheilspellende woorden ”tseva adom” (code rood) klinken.
„Dan hebben we acht seconden om een schuilkelder of een versterkte kamer te bereiken”, zegt Ben Porat. „Het is niet zozeer de angst voor een explosie als zodanig. Statistisch is de kans dat je wordt geraakt niet eens zo groot. De vrees dat er iets kán gebeuren, is veel slopender. Die onzekerheid vreet aan je. Je bestaan wordt erdoor gestempeld. Het leven is hier nooit normaal.”
De kans dat iemand daadwerkelijk door een projectiel wordt getroffen mag dan klein zijn, de impact van elke inslag is er niet minder om. Odelia ben Porat maakte persoonlijk een explosie van zeer nabij mee. „Het luchtalarm was niet afgegaan. Plotseling was er een enorme ontploffing, op enkele meters van mijn kantoor. Ik werd compleet van mijn stoel geblazen.”
De angst voor een Palestijnse aanval beheerst elk facet van het dagelijks leven in Sderot. Ben Porat: „Het vertaalt zich in de simpelste dingen. In de auto zet je de radio niet te hard aan, anders hoor je het luchtalarm niet. Sommige mensen douchen in zwemkleding, zodat ze in geval van nood tenminste íéts aanhebben. Voor ouderen is het het zwaarst. Zij hebben vaak niet de mogelijkheid om op tijd een schuilkelder te bereiken en kunnen niets anders dan hopen en bidden dat ze gespaard blijven.”
Bomvrije kamer
Tot de Gazaoorlog klaagde de bevolking van Sderot steen en been over het gebrek aan beschermende maatregelen van de regering. Dat is inmiddels sterk verbeterd. Ben Porat: „Vrijwel elk huis beschikt nu over een bomvrije kamer, betaald door de staat. Ook het aantal schuilkelders in de stad is gegroeid.”
Het straatbeeld in Sderot verraadt onmiddellijk dat de stad midden in een oorlogsgebied ligt. Overal staan bordjes die de weg naar schuilkelders wijzen. Daken van scholen zijn op bijna groteske wijze versterkt om explosies te kunnen weerstaan. Op sommige plaatsen liggen enorme betonnen rioolbuizen, waar bewoners in geval van nood in kunnen kruipen als de sirene van het luchtalarm afgaat.
De voortdurende dreiging heeft een grote weerslag op de psyche van de bevolking van Sderot. Ben Porat: „Veel mensen kunnen niet meer normaal functioneren. Bij een vriendin van me sloeg vijf jaar geleden een raket vlak bij haar huis in. Sindsdien heeft ze last van zenuwtrekken en kan ze niet meer zonder medicijnen.”
Odelia ben Porat is vooral begaan met het lot van getraumatiseerde kinderen. Via de organisatie Reut, onder meer ondersteund door de Nederlandse stichting LeChaim, probeert ze de nood onder de jeugd van Sderot te lenigen. „Kinderen zijn beter in staat te genezen dan ouderen”, zegt ze, terwijl ze op een meisje wijst dat onder begeleiding van een therapeut een tekening maakt. „Als ze tenminste de juiste hulp krijgen.”
Veel kinderen in Sderot kampen met posttraumatische stress. Dat vertaalt zich in uiteenlopende symptomen zoals slapeloosheid, angst en paniekaanvallen. Ben Porat: „Ook als ze in therapie zijn geweest, raken ze nog steeds volkomen van streek als het luchtalarm afgaat. Dan zijn ze vaak nauwelijks tot bedaren te brengen.”
Hard terugslaan
Hoewel het de afgelopen drie jaar relatief rustig is geweest, is Odelia ben Porat er zeker van dat het tot een nieuwe uitbarsting van geweld rond de Gazastrook zal komen. „Je voelt gewoon dat de zaak aan het opwarmen is.”
Ben Porat hoopt dat het Israëlische leger in dat geval hard zal terugslaan. „In de aanloop naar de vorige oorlog hebben we zelfs uit protest op de straten in Jeruzalem gelegen om de regering te dwingen in actie te komen. Toen we in de aanval gingen, zei mijn zoon: We hebben zo veel jaren met Arabische raketten en luchtalarm geleefd. Nu vechten we eindelijk terug.”
„Dit kunnen we wel aan”
De bevolking in de Joodse nederzettingen rond de Gazastrook houdt altijd rekening met nieuw geweld. Alon Shuster: „Zolang er bij de tegenpartij ideologische haat door de aderen stroomt, kunnen we van tijd tot tijd een escalatie verwachten.”
Aan de muur achter zijn bureau hangen twee portretten van Israëlische leiders: Yitschak Rabin en Ariel Sharon. „Dat waren voor mij cruciale figuren in het vredesproces”, legt Alon Shuster, burgemeester van Sha’ar haNegev, uit. „Rabin is echter dood en Sharon is niet echt meer in leven.”
Sharon heeft overigens nog een andere speciale betekenis voor Shuster. De boerderij waar de in coma verkerende oud-premier van Israël wordt verpleegd, valt binnen de Sha’ar haNegev Regional Council, de bestuurlijke eenheid waarvan Shuster voorzitter is. „Ik ben dus feitelijk zijn burgemeester.”
Terwijl Shuster op een grote kaart aanwijst hoe dicht ‘zijn’ dorpen en nederzettingen bij de Gazastrook liggen, klinkt plotseling een dreunende explosie. De burgemeester haalt zijn schouders op. „Dat is vermoedelijk iets wat onze luchtmacht heeft gedropt. Of de Palestijnen hebben op de grond zitten knoeien. Als het serieus is, gaat vanzelf het luchtalarm af en komen de luidsprekers tot leven.”
Het tekent de laconieke houding van Alon Shuster. Of het moeilijk is om met de dagelijkse dreiging van raketten te leven? „Ach, mijn overgrootvader heeft de pogroms overleefd. Mijn grootvader was in Kamp Buchenwald. Zelf heb ik als paratroeper in het leger gediend. Dit kunnen we wel aan. Het maakt dat je leert inzien wat écht belangrijk is in het leven. En dat je onderscheid maakt tussen dingen die moeilijk zijn en zaken die onmógelijk zijn.”
Over een oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict is Shuster somber gestemd. „Zolang er bij de tegenpartij ideologische haat door de aderen stroomt, kunnen we van tijd tot tijd een escalatie verwachten. De capaciteit en de motivatie om ons aan te vallen, zijn aanwezig. Die kun je bijna niet uitroeien. We hebben het met diplomatie geprobeerd. We hebben eenzijdige stappen gezet, zoals de terugtrekking uit de Gazastrook. Het heeft alleen maar frustratie opgeleverd. Toch hoop ik dat de Palestijnen op een dag hun kalasjnikovs zullen neerleggen.”
De burgemeester herinnert zich nog de jaren waarin Israëliërs vrij naar Gaza-stad konden reizen. „Ik ben er zelf ook vaak geweest en ik heb er nog steeds vrienden. Tragisch genoeg worden de Palestijnen door hun eigen leiders gegijzeld en door hebzuchtige dictators geregeerd.”
Op het hoogtepunt van de Palestijnse raketbeschietingen op Joodse nederzettingen rond de Gazastrook beklaagde Shuster zich bij VN-secretaris-generaal Ban Ki Moon. „Ik ontmoette hem in Shapir, hier vlakbij”, zegt de burgemeester. „Hij beschreef zijn eigen leven in Korea, met alle dreiging van dien. Ik heb hem gezegd dat wij alles in het werk willen stellen om vrede te bereiken, maar dat we onszelf ook moeten verdedigen. We weten niet wat er de komende honderd jaar gebeurt. Maar alles wijst er vooralsnog op dat we hier nog niet klaar mee zijn.”