Een Japans festival voor de overledenen
De naam geeft te denken, maar het festival voor de doden is de favoriete feestdag voor Japanners. In het Japans draagt het feest een minder lugubere naam: ”O-bon”. Hoewel O-bon niet een officiële feestdag is, zijn de meeste kantoren en zelfs veel winkels gesloten, een zeldzaam verschijnsel in Japan. Tijdens O-bon, gelooft men, keren de geesten van de voorouders terug voor een kort bezoek, en dan moet je thuis zijn natuurlijk. Een massale binnenlandse volksverhuizing heeft plaats. Iedereen keert terug naar de geboorteplaats van zijn voorouders.
O-bon bestaat eigenlijk uit drie feestdagen. Tegenwoordig wordt het doorgaans van 13 tot en met 15 augustus gevierd. Aan de vooravond vullen complete gezinnen vliegtuigen en de supersnelle Shinkansen, de zogenaamde ”bullet train”. Nieuwsprogramma’s laten beelden zien van overvolle perrons en treinstellen, en files die zo lang zijn dat een camera vanuit een helikopter de omvang niet geheel kan laten zien in de dertig seconden die het onderwerp in het nieuws krijgt toebedeeld.
Het klinkt allemaal niet zo aantrekkelijk: doden, files en drukte. Maar voor de gemiddelde Japanner is O-bon, naast nieuwjaar, de meest geliefde feestdag van het jaar. Families uit heel Japan komen samen. Ze eten, drinken, dansen en vereren hun voorouders. Voor kinderen uit de steden heeft O-bon iets magisch. Het is vaak de enige keer in het jaar dat zij het platteland bezoeken. Midden in de zomer zijn de rijstplanten volgroeid en zindert de lucht van de hitte. Overal zijn de geluiden van miljoenen kevers te horen.
Japanse kinderen houden kevers als huisdieren. Tot hun grote verrassing en vreugde vliegen deze kevers, die zij doorgaans in warenhuizen tegen hoge prijzen aanschaffen, op het platteland gratis de huiskamers binnen. Ook blijkt dat kippen eieren leggen. Voor kinderen die niet beter weten of levensmiddelen komen bij de supermarkt vandaan en hamburgers van McDonald’s, is dit een openbaring. Het brengt hen letterlijk terug naar hun wortels.
Het woord O-bon komt van ”ullambana”, Sanskriet voor ”met het hoofd naar beneden hangen”. Deze uitermate ongemakkelijke houding kreeg in het boeddhisme de symbolische betekenis van ondraagbaar lijden.
Een mythe vertelt over Mokuren, een volgeling van Boeddha, die ontdekt dat de geest van zijn dode moeder wordt gepijnigd in de hel. Om haar te verlossen uit haar lijden geeft hij offerandes aan een groepje monniken. De moeder ontsnapt uiteindelijk uit de hel en betreedt het paradijs.
Gedurende O-bon krijgt iedereen volgens de Japanners de kans om het lijden van zijn voorouders te verlichten en dankbaarheid te tonen aan hen die hun leven mogelijk maakten. Door het geven van voedsel en aandacht aan de terugkerende geesten van de voorouders, delen de nakomelingen als het ware hun bezittingen en leven met degenen die hen voorgingen. Het toont volgens de Japanner dat hij of zij niet alleen staat, maar onderdeel is van een lange keten die teruggaat tot in het verre verleden.
Geesten kunnen, volgens de Japanners, net als mensen verdwalen. Dus tijdens O-bon worden op het platteland overal lampionnen opgehangen. Het licht hiervan moet de geesten terugleiden naar hun geboortegrond. Om het lijden van hun voorouders te verzachten, leggen de mensen voedsel op het familiegraf en voor het altaar in hun woning. In het licht van brandende kaarsjes en de geur van wierook staan ook vaak een komkommerpaard, een komkommertje met vier stokjes erin geprikt, en een auberginekoe opgesteld. Het paard vertegenwoordigt de wens dat de voorouders zo snel mogelijk hun weg terug mogen vinden en de koe de wens dat de weg terug zo langzaam mogelijk verloopt.
Families zoeken elkaar op en huizen zitten vol met gasten die praten over vroeger. Begraafplaatsen zijn vrolijk verlicht met duizenden lampionnen en kaarsen. ’s Avonds zoekt iedereen elkaar op op een grote open plek, waar in een cirkel om een taiko-drummer en zanger wordt gedanst. Gekleed in katoenen yukata’s, een soort zomerkimono’s, lachen ouders en kinderen vrolijk als vuurwerk hun gezichten belicht.
Vuur is een belangrijk onderdeel van O-bon, omdat het licht de geesten moet leiden. Vaak worden torenhoge brandstapels ontstoken. Ook laat men aan het einde van O-bon piepkleine bootjes los op rivieren of in de zee, ”shoro nagashi”. Dikwijls dragen de bootjes een verlichte lampion.
In het havenplaatsje Miyazu, in westelijk Japan, zijn het vuur en shoro nagashi samengevoegd tot een festival. Gezinnen die het afgelopen jaar familieleden hebben verloren, maken een boot van een meter of twee lang. ’s Avond worden de vaartuigen brandend de zee op gestuurd, soms met honderden tegelijkertijd. Het is een onvoorstelbaar gezicht als overal in de donkere baai enorme vlammen oplaaien, die langzaam maar zeker het duister in drijven.
Als de boten wegdrijven, pakken gezinnen hun koffers en nemen afscheid van familieleden die ze waarschijnlijk pas het jaar daarop weer zullen zien als de doden weer worden herdacht. Iedereen moet terug naar de ’echte wereld’.
Met dit artikel is de zomerserie over feestdagen in het buitenland afgesloten.