ING: Sector kan op langere termijn vooral profiteren van vergrijzing en streven naar duurzaamheid
AMSTERDAM – De bouw verkeert in zwaar weer. Maar volgens economen van ING zijn er richting 2020 ook voor deze bedrijfstak volop mogelijkheden om het tij te keren en weer groei van de activiteiten te realiseren.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meldde eerder deze week dat het aantal verstrekte bouwvergunningen voor woningen vorig jaar een dieptepunt bereikte. Het was met 55.800 terug op het niveau van 1953!
De NVB, de vereniging van ontwikkelaars en bouwondernemers, liet weten dat de verkoop van nieuwbouwhuizen in het eerste kwartaal dramatisch is gedaald, tot slechts 1100 per maand. Begin 2011 was dat zo’n 2500 en nog wat verder terug in de tijd algauw 4000. De cijfers illustreren de huidige malaise.
Toch zijn ze bij het Economisch Bureau van bank-verzekeraar ING voor de wat langere termijn niet pessimistisch. „Somberheid voert momenteel de boventoon, alles gaat slecht. Maar voor elke sector zijn er kansen, ook voor de sectoren die het nu erg moeilijk hebben, zoals de bouw”, zegt Annerie Vreugdenhil, directeur ING Zakelijk. Zij presenteerde donderdag een rapport waarin de trends in de periode tot 2020 worden geschetst en de aanknopingspunten daarbij voor diverse vormen van bedrijvigheid.
De economische groei in ons land zal naar verwachting lange tijd, vooral onder invloed van de schuldenproblemen in de eurozone, niet verder reiken dan gemiddeld 1 tot 1,5 procent per jaar. Dat is lager dan in het vorige decennium (1,6 procent) en blijft ver achter bij het peil van de jaren negentig (3,3 procent). Econoom Maurice van Sante van ING: „Maar we moeten niet bij de pakken neerzitten. Ondernemen wordt wel moeilijker, maar we zien nog voldoende uitdagingen voor het bedrijfsleven om de prestaties te verbeteren.”
De onderzoekers van het financiële concern signaleren vijf ontwikkelingen die voor de economie als geheel kunnen bijdragen tot meer afzet. Een opsomming: demografie (vergrijzing), duurzaamheid (energiezuinigheid), internet (e-commerce), internationalisering (stijgende vraag van buiten Europa) en technologie (nieuwe technieken zoals bio- en nanotechnologie).
Als we praten over de bouw biedt internationalisering in ieder geval geen soelaas. Vreugdenhil: „De export is voor deze sector geen groeimarkt. Bouwen blijft door verschillen in lokale regelgeving en de hoge transportkosten van materialen een sterk regionale activiteit.”
De betrokken ondernemingen moeten het vooral hebben van de demografische component en van de toenemende aandacht voor duurzaamheid. Zo vertoont het aantal huishoudens in Nederland voorlopig een opwaartse lijn. Er komen steeds meer eenpersoonshuishoudens. Dat leidt tot behoefte aan kleinere woningen en appartementen.
De grootste wijzigingen op dit terrein zullen plaatsvinden in Flevoland. Het aandeel 65-plussers daar klimt van 9,9 procent van de totale bevolking in 2010 tot 17,2 in 2020, met daardoor andere woonwensen en vraag naar verbouw en nieuwbouw. Regio’s met minder perspectief voor bouwbedrijven zijn Delfzijl en omgeving, Gooi en Vechtstreek, IJmond en Haarlem.
Duurzaamheid, energiebesparing in gebouwen, verschaft eveneens veel mogelijkheden. „Er zijn nog miljoenen woningen die energiezuiniger kunnen worden”, constateert Van Sante.
Voorts adviseert ING bouwers ”smart houses” af te leveren. Van Sante: „Technische snufjes doen het goed. Gadgets maken het verschil. Mensen vragen zich af: Waarom zit er wel een centrale deurvergrendeling in de auto en niet in mijn huis? En wat bijvoorbeeld te denken van ramen die automatisch dichtgaan bij regen? Beter aansluiten bij de wensen van de consument.”