Alexander Calder tekent met draad in de ruimte
Baby’s kunnen eindeloos staren naar een kleurrijke mobile die rondjes draait boven de wieg. Het Gemeentemuseum Den Haag hangt momenteel vol met bewegende mobiles.
De mobiles in het Haagse museum zijn van een van de belangrijkste Amerikaanse naoorlogse kunstenaars: Alexander Calder. Deze vroegtwintigste-eeuwse beeldhouwer weet met zijn magische handen figuren en portretten in de ruimte te scheppen. Hij gebruikt daarvoor slechts twee dingen: koperdraad en tang. Later komt daar een derde bij: het vermogen om kunst bewegend te maken.
De kleine Alexander wordt in 1898 geboren in Lawnton – nu een deel van de Amerikaanse stad Philadelphia. Als kind knutselt hij erop los. Hij is voortdurend bezig met het verzamelen van lapjes, touwtjes, stukjes hout en ijzerdraad, waarmee hij allerlei dingen maakt. Hij vervaardigt attributen voor de pop van zijn zus Peggy, maakt een ploeg voor zijn speelgoedpaard en buigt van koperen plaatjes verschillende dieren.
Alexander –als kind krijgt hij de bijnaam Sandy– heeft het van geen vreemde. Opa Alexander is een beroemd beeldhouwer en werkt op het moment dat ‘Sandy’ wordt geboren aan een enorme opdracht om al het beeldhouwwerk rond het stadhuis van Philadelphia (zo’n 250 beelden en reliëfs) te maken. Ook Alexanders vader is beeldhouwer en zijn moeder Nanette heeft in Parijs aan de kunstacademie gestudeerd. Kunst is een vanzelfsprekendheid in het gezin Calder. Al snel krijgt Alexander zijn eigen atelier in de kelder van hun woonhuis, onder dat van zijn vader.
Besluit
Het is zomer 1923. De zon schijnt, vader beitelt aan een nieuw beeld. Alexander zit met zijn moeder in de tuin en ze tekenen allebei in het schetsboek op hun schoot. Want ondanks dat Alexander studeerde voor mechanisch ingenieur kan hij de kunst niet loslaten. Zijn moeder is verrast als Alexander op dat moment vertelt over zijn besluit om schilder te worden.
Hij schrijft zich in bij de Art Students League in New York, waar hij tot 1925 studeert. Calder legt zich toe op het realistisch verbeelden van het stadsleven. Samen met een groepje studenten schildert hij ’s avonds, om de dynamiek van het licht van auto’s en lichtreclames weer te geven. „Ik dacht dat ik redelijk goed was in het schilderen van kunstlicht”, zegt hij later. Toch ontwikkelt hij zich meer als tekenaar. Volgens hem kun je met een enkele lijn een beweging samenvatten – een opvatting die belangrijk wordt in zijn latere werk.
Kunstenaar in Parijs
In juli 1926 maakt Alexander, als 28-jarige, de overtocht naar Parijs, wat voor kunstenaars op dat moment geldt als het centrum van de wereld. Zijn ouders moedigen hem aan door hem elke maand 75 dollar te geven. Hij kan daarvan aan de academie studeren en verf, penselen en doek kopen. Zijn atelier heeft hij in de wijk Montparnasse, waar ruim 20.000 buitenlandse kunstenaars werkzaam zijn.
Calder vindt het geweldig in de Franse hoofdstad. In cafés ontmoet hij moderne kunstenaars als de Spaanse surrealist Joan Miro, de Amerikaanse fotograaf Man Ray en de Franse dichter Robert Desnos. Hoewel hij zich tegenover andere kunstenaars en zijn ouders voordoet als schilder, is hij in zijn atelier vooral bezig met het maken van speelgoedfiguren. Hij bouwt een compleet miniatuurcircus, het Cirque Calder. Regelmatig treedt hij op met dit circus, want alle figuren kan hij op de juiste manier laten bewegen: koorddansers zwieren, honden springen door een hoepeltje en de olifant loopt op zijn achterpoten.
In deze tijd maakt hij de stap naar het vervaardigen van ijzerdraadsculpturen. Met een zware tang buigt hij uit één stuk koperdraad een sculptuur, vaak naar model. Zelf noemt Calder het geen sculpturen, maar ”three-dimensional line drawing”(driedimensionaal tekenen). Het is een baanbrekende vernieuwing in de beeldhouwkunst. „Andere beeldhouwers scheppen hunne werken uit marmer, klei of hout. Calder gebruikt slechts koperdraad voor zijn plastieken. Het eenige instrument dat hij gebruikt is een zware tang”, vertelt de film die in 1929 van Calder is gemaakt.
Piet Mondriaan
Een keerpunt in zijn leven en carrière dient zich aan als Alexander Calder in oktober 1930 het atelier van Piet Mondriaan aan de Rue du Départ bezoekt. Dit atelier is op ware grootte nagebouwd in Gemeentemuseum Den Haag. De filosofisch ingestelde Mondriaan is in Parijs bezig met een zoektocht naar objectieve kunst en realiseert die door het toepassen van lijnen, vlakken en primaire kleuren. De inrichting van zijn atelier is hier helemaal aan ontleend: een rode grammofoon, gele en blauwe platen op de wanden, witgeschilderde meubels en een zwart kartonnen plafond zijn voorbeelden van elementen die deel uitmaken van een zeer onconventioneel ingerichte ruimte.
Calder is onder de indruk van het bezoek aan Mondriaan. Het opent zijn ogen voor abstracte kunst. „It was the visit to Mondrian’s studio (…) that made me abstract”, zegt hij later („Het bezoek aan het atelier van Mondriaan maakte me abstract”).
Calders sculpturen bestaan voortaan niet meer alleen uit metaaldraad waarvan hij herkenbare figuren buigt. Hij bevestigt rode, zwarte of witte bollen aan ijzerdraad en hangt dit vrij in een ruimte op, perfect in balans. Elk object kan in beweging worden gebracht door de wind, een motortje of door een aanraking.
Een halfjaar later hangen zijn mobiles in Galerie Percier in Parijs. Maar helaas, zelfs voor kleine bedragen koopt niemand ze. Dat is nu wel anders. De werken van Calder die vorige week op Tefaf Maastricht te zien waren, kosten de liefhebber ongeveer 2,5 miljoen dollar.
Vanaf 1931 tot zijn dood in 1976 boekt de kunstenaar steeds meer succes met zijn werk. Zijn creaties worden steeds groter. Behalve mobiles maakt hij combinaties met niet-bewegende beelden, zogenaamde ”stabiles”. Steeds heeft hij hetzelfde doel voor ogen: het creëren van een kunstwerk dat bestaat uit –door de wind gedreven– beweging. Zijn sculpturen nemen daardoor onvoorspelbare vormen aan, ze kunnen elk moment van compositie veranderen. Misschien is dat het wel wat zijn werk zo verrassend maakt. Alexander Calder suggereert niets, hij vangt bewegingen en geeft deze vorm.
”Alexander Calder. De grote ontdekking” is tot en met 28 mei te zien in het Gemeentemuseum in Den Haag. www.gemeentemuseum.nl