LPF-toestanden lijken ver weg bij PVV na vertrek Brinkman
DEN HAAG – Behalve Brinkman en drie Noord-Hollandse Statenleden blijven verder alle PVV’ers trouw aan Wilders. De beruchte LPF-toestanden lijken daarmee voorkomen. Wat waren dat ook al weer?
CDA-fractieleider Verhagen wist niet wat hij hoorde op 16 oktober 2002. Zijn LPF-evenknie Wijnschenk had hem net verteld dat hij door een LPF-collega met een pistool was bedreigd. Voor Verhagen was de maat vol: met dit zootje ongeregeld wilde hij niet verder regeren.
De bedreiging vormde het bizarre hoogtepunt van een periode vol ruzie in de LPF, die grotendeels was samengesteld uit politieke avonturiers.
Fortuyn had zelf al zo weinig vertrouwen in enkele van zijn partijgenoten dat hij kort na de oprichting van de partij een detectivebureau had ingeschakeld om hun gangen na te gaan.
Tijdens de 87 dagen dat de LPF in 2002 meeregeerde, konden de ministers Bomhoff en Heinsbroek elkaars bloed wel drinken. Tussen partijbestuur en fractie waren er voortdurend wrijvingen. Uit de fractie vertrokken achtereenvolgens Hoogendijk, De Jong en Eberhard.
Na de Kamerverkiezingen in 2003 verlieten ook Nawijn, Kraneveldt, Van Oudenallen, Van As en Eerdmans de LPF.
Omdat Fortuyn dit soort toestanden al voorzag, wilde hij eigenlijk geen partijorganisatie optuigen. De LPF deed dat toch, om subsidie te krijgen.
Wilders zag daar bewust van af. Hij leidt, samen met een clubje vertrouwelingen, de PVV met strakke hand. LPF-toestanden bleven daardoor uit. In 2010 dacht –peilde Synovate– nog de helft van het electoraat dat de partij daar aan ten prooi zou vallen toen PVV’er Lucassen in opspraak was geraakt.
Zo ver kwam het echter niet. Wel werd Wilders’ strakke regie Brinkman te benauwd. Hij koos voor zijn politieke vrijheid. Veel collega’s en kiezers krijgt hij daar vooralsnog niet in mee. Tot opluchting van Wilders: „Wij komen hier sterker uit.”