Water en de Nederlanders in Kunsthal Rotterdam
Nederlanders verstaan de kunst om met water om te gaan. De Kunsthal –aan de Rotterdamse Westzeedijk– brengt in beeld hoe kunstenaars water een plaats geven in hun werk. Water als vriend, als bron van inkomsten, maar ook als vijand. Een haat-liefdeverhouding door de eeuwen heen.
Nog meer dan klompen, tulpen en Delfts blauw, vormt water de identiteit van Nederland. Vanuit de lucht toont het deltalandschap, waar Maas, Rijn, Waal en IJssel hun weg naar de zee zoeken, de nadrukkelijke betekenis van water. Door de eeuwen heen hebben Nederlanders geleerd met dat water om te gaan. Uit de modder kwam nieuw land naar boven in de vorm van polders. Ontelbaar veel kanalen, sloten, dijken, dammen, stuwen en sluizen brengen het water onder beheersing van de mens. Meestal, tenminste. Soms, bij een dreigende overstroming, beseffen Nederlanders ineens dat een groot deel van de bevolking woont en leeft onder NAP (Normaal Amsterdams Peil). Dat is niet gewoon en voor de rest van de wereld een bron van verbazing.
De Rotterdamse Kunsthal heeft 120 oude en nieuwe kunstwerken bij elkaar gebracht die de verschillende kanten laten zien van het water en de Nederlanders. ”Zoet & zout” is een tentoonstelling van kunstenaars en hun kunstwerken. Maar de meeste indruk maakt het water zelf. De veelzijdigheid, de onmisbaarheid ervan in de schepping en de oneindige toepassingsmogelijkheden; eigenlijk is het water zelf het grootste kunstwerk.
De tentoonstelling geeft een veelkleurigheid aan kunstuitingen: historische schilderijen, tekeningen en prenten hangen naast foto’s, videoprojecties en veejaykunst. Ook ontbreken radio-opnamen en televisiereclames niet. Maar alle werken hebben water als centraal punt. De expositie bestaat als het ware uit vijf hoofdstukken: de strijd tegen het water, het verbond met het water, gewin uit het water, plezier op het water en de mythes rond het water.
Rampen
Het Nederlandse deltalandschap is de eeuwen door geteisterd door overstromingen. Willem Schellinks schilderde in 1651 de doorbraak van de Sint-Antonisdijk, ten zuidoosten van Amsterdam. Van de Zeeuwse stormvloed van 1953, tot op de dag van vandaag ”de Ramp” genoemd, vormen films en foto’s de stille getuigen.
Rampen zijn altijd aanleiding voor maatregelen. De aanleg van waterwerken zoals Afsluitdijk en Deltawerken en de ontwikkeling van polders hebben iets in zich van triomf over het water. Maar klimatologen verwachten een verdere stijging van de zeespiegel; er staat ons dus nieuwe strijd tegen het water te wachten. Carl de Keijser fotografeerde de Pier van het Belgische Blankenberge die staat in dreigend, groen schuimend zeewater. De loerende onbetrouwbaarheid van het water vormt de ondertoon van de foto.
Nederlanders streed niet alleen tégen het water, maar ook mét het water. Al in de 16e eeuw doorbreken de watergeuzen dijken om de Spaanse vijand te hinderen. Deze tactiek van inundaties wordt in de eeuwen erna in de waterlinie systematisch toegepast. Nu staan de linies als monumenten in het landschap, als herinnering, als toegepaste kunstobjecten.
Hoofdonderwerp
De vele waterwerken in het landschap laten zien dat Nederlanders leerden om in harmonie te leven met land en water. Al in de 17e eeuw gebruiken kunstenaars het landschap niet langer als alleen achtergrond voor hun Bijbelse, mythologische of historische voorstellingen; ze maken van het landschap het hoofdonderwerp.
Na deze eeuw ontwikkelen kunstenaars het waterrijke beeld verder. Willem Roelofs en –iets later– de schilders van de Haagse School zetten in de 19e eeuw de mythe van het nieuwe land, het waterrijke polderlandschap, neer als typisch Nederlands. De opkomende kunstfotografie uit die tijd neemt het landschapsbeeld van de Haagse School over.
Tot op de dag van vandaag leeft het voort, bijvoorbeeld in de fotografie van Han Singels (1942), die op zijn bromfiets door de polders trekt om te fotograferen wat de schilders van de Haagse School zagen. Niet toevallig heeft het Haags Gemeentemuseum een tentoonstelling van Willem Maris gecombineerd met foto’s van Singels.
Gewin
Water was ook een rijke bron van inkomsten. Scheepvaart voor de overzeese handel van de VOC zorgt in de gouden eeuw voor grote economische bloei. De schilderkunst ontwikkelt zelfs een geheel nieuw genre, het maritieme schilderij, waaruit de trots en de liefde voor de scheepvaart spreken. Schilders zoals Hendrik Vroom en Willem van de Velde de jonge specialiseren zich in zeegezichten, vlootschouwen en veldslagen.
De dynamiek van de Rotterdamse haven boeit de kunstenaars, maar ook in de visserij vinden zij inspiratie. De schilders hebben niet alleen oog voor de schepen en hun bemanning, maar ook voor de vissersvrouwen, die zo vaak vergeefs wachtten op de terugkeer van hun geliefden. Het belang van de visserij voor de Nederlandse economie is de afgelopen jaren sterk afgenomen, een andere bron van inkomsten op het water –turfwinning– is helemaal uitgestorven.
Vermaak
Water zorgt ook voor veel vermaak: zwemmen, vissen, zeilen, roeien en –bij vorst– schaatsen. Op jachten en roeiboten zoeken Nederlanders op plassen en meren naar een moment waarop ze zich een voelen met de zon, de wind en het water. Zwemmen en baden in water heeft zijn eigen kunstgenre voortgebracht, met name vanaf de 19e eeuw. Hoewel er eerdere voorbeelden zijn, maar dan gaat het om mythologische voorstellingen (”Het bad van Diana”, Peter Paul Rubens) of religieuze (”De badende Susanna”, Rembrandt van Rijn).
Hoe lager de temperatuur daalt, hoe hoger de schaatskoorts stijgt. Als het ijs dik genoeg is, binden Nederlanders massaal de ijzers onder en begint het ijsvermaak. IJsgezichten van Avercamp of, in de 19e eeuw, Schelfhout en Leickert spreken voor zich. Maar ook de historische mediabeelden van de Elfstedentocht hebben inmiddels de status van kunstwerken gekregen.
Om het waddengevoel te leren kennen, verblijven schrijver Godfried Bomans en kunstenaar Jan wolkers in 1971 ieder een week in eenzaamheid op Rottummerplaat. Dagelijks doen zij verslag van hun ervaringen voor de landelijke radio. Bomans voelt zich eenzaam en is blij wad en water de rug weer te kunnen toekeren. Wolkers ontdekt de rust en besluit een huis te kopen op Texel. In de Kunsthal zijn hun radioverslagen te beluisteren.
Symboliek
Het laatste deel van de tentoonstelling toont de diepere betekenissen die aan water worden toegekend. Water is hier geen hoofdmotief maar middel of symbool. In religieuze kunst heeft water een spirituele, reinigende betekenis. De doop bijvoorbeeld als beeld van afwassing van de zonde. Of het anonieme schilderij van de doop van Christus in de Jordaan daarbij het beste voorbeeld is, valt te betwijfelen. Helder is in ieder geval wel het werk van Jan Lievens waarop Pilatus zijn handen in onschuld wast (1626).
Water markeert ook de overgang van de ene wereld naar de andere, zoals in de mythologie de rivier Styx geldt als scheiding tussen leven en dood. En zoals in het christendom de doodsjordaan het beeld vormt van de overgang van het tijdelijke naar het eeuwige.
Waterbronnen met geneeskrachtige werking, waternimfen en hun heerser Poseidon (Neptunus bij de Roemeinen) zijn niet langer voorbehouden aan de klassieke kunst. Er ontstaat een nieuw kunstgenre: veejaykunst. Op het ritme van muziek mixen zogenoemde veejays –de videovariant van dj’s, diskjockeys– tijdens feesten live digitaal beeldmateriaal dat wordt geprojecteerd in de ruimte. Onderwaterbeelden, onder meer van kunstenares Daniëlle Kwaaitaal, zijn daarbij populair. Momenteel vindt deze vorm van kunst vooral toepassing op housemuziek, maar zeker zal het genre breder ingebed gaan worden.
”Zoet & zout” is tot en met 10 juni te zien in de Kunsthal in Rotterdam. www.kunsthal.nl