Bont: ja/nee
Nertsenbont is prachtig, zegt pelsdierenhouder Cor Goedegebuur uit Melissant. „De vacht zit als een mooi, kortgeschoren dakje over de nerts heen.” Als zijn bedrijf ooit verboden wordt, zou hij altijd een paar nertsen als hobby houden, in de schuur. „Zomaar een stuk of tien.”
De nertsen veren overeind. Daar komt iets. Ze springen op en neer – dat wil zeggen, hun achterpoten blijven op de grond maar hun lenige lijven gaan alle kanten op. Zonder geluid te maken schieten ze op het strootje af dat Goedegebuur langs het gaas beweegt. Schattig kopje, snel roofdier.
De dieren zitten in rijen kooien in open stallen: relatief lage, lange gebouwen met een flink dak erop; daaronder vandaan konden de nertsen zien hoe wit het twee weken geleden opeens werd buiten. Nertsen zijn roofdieren uit de familie van marterachtigen; in het wild jagen ze langs de waterkant.
„Dit is een mooie”, zegt Goedegebuur. Hij bukt en kijkt langs de diepbruine vacht van een grote mannetjesnerts. „Kort haar. Veel onderwol. Hij lijkt wel geschoren.”
Goedegebuur (52) is een van de 170 nertsenhouders in Nederland. Binnenkort wordt er weer over hem gepraat in de Tweede Kamer – althans, over zijn beroep. Al jaren dreigt een verbod voor de nertsenhouderij in Nederland. Dit weekend leggen de Kamerleden Van Gerven (SP) en Dijsselbloem (PvdA), na een advies van de Raad van State, de laatste hand aan een aanvullend wetsvoorstel. Dat maakt deel uit van een wet die de pelsdierenhouderij vanaf 2024 verbiedt. De Tweede Kamer stemde in 2009 voor die wet, de Eerste Kamer stuurde hem nu twee keer terug. „Het opsluiten van deze roofdieren in kleine hokken en het doden van deze dieren enkel voor bont is ethisch onaanvaardbaar”, stelt Van Gerven.
Daar is Goedegebuur, die vanaf 2003 de hokken aanpaste vanwege nieuwe welzijnseisen, het natuurlijk niet mee eens. De hokken zijn nu 12 duim breed in plaats van 10 duim, wijst hij, de dieren kunnen op een verhoginkje springen, en er hangt een speeltje –een ijzeren ketting– in. „Het dierenwelzijn zit juist op een hoog niveau in Nederland”, zegt hij. „Als dat niet in orde was, waren we allang opgedoekt, dan was er geen nieuwe wet nodig.” Bij een verbod zal de nertsenhouderij alleen maar verhuizen naar het buitenland, betoogt hij – naar landen waar het welzijn van de beesten minder goed is geregeld. Ook de ethische kant is voor Goedegebuur geen punt. „Voor een dier maakt het niet uit of hij eindigt op je bord, of als jas. Het gaat erom dat het een goed leven heeft. Er staat in de Bijbel dat de mens heerschappij over de dieren zal hebben, en als het welzijn in orde is, heb ik er totaal geen problemen mee om nertsen te houden. Zorg goed voor het dier, dat is mijn uitgangspunt.”
Goedegebuur, lid van de gereformeerde gemeente in Melissant, vindt de discussie over bont „een welvaartsziekte.” „Bij ons is bont een luxeproduct, ja. Maar in Rusland niet. De vraag over verantwoorde luxe kun je overal stellen. Hoe zit het met de dure auto’s die bij de kerk staan?”
Hij loopt al sinds zijn tweede jaar tussen de nertsen. „Mijn vader was slager. Hij zag een artikel in de Margriet of de Libelle over nertsen en dacht: Dat is leuk. In 1959 kocht hij een stuk of acht nertsen; die konden mooi slachtafval opeten.”
In de schuur achter het huis hield Goedegebuur sr. op den duur 200 fokteven; jaarlijks verkocht hij zo’n 1000 vellen. „We gingen bontwinkels langs en verkochten de vellen via handjeklap. Later liet mijn vader jassen en mutsen maken bij een bontbewerkster.” In de jaren 60 zaten vrouwen met een nertsenmuts op in de kerk, en niemand zei er iets van, weet Cor Goedegebuur. „Het was een eer als je een bontjas droeg. Dat vind ik nog.” De kritiek op bont kwam pas vanaf de jaren 80.
Goedegebuur heeft nu 6000 nertsenteefjes waarmee hij fokt. Gemiddeld krijgen die vijf jongen, in april of mei. Dieren die niet voor het volgende seizoen worden geselecteerd, worden in november of december gedood en gepelsd. Jaarlijks verkoopt het bedrijf 30.000 pelzen; die gaan naar de veiling in Kopenhagen. Daar worden ze geselecteerd op kleur, lengte en kwaliteit, en daarna gebundeld – samen met pelzen van nertsen uit andere landen, zoals Denemarken en Spanje. „Zestig vellen is een bundel; dat is ongeveer een jas.”
De prijzen zijn de laatste zes, zeven jaar heel goed voor nertsenfokkers. Bont is in de mode. Een nertsenvacht brengt op dit moment 40 tot 50 euro op. Vorige week was er een grote veiling in Kopenhagen; Goedegebuur volgde de gang van zaken via zijn pc. „Er zijn daar 5 miljoen vellen beschikbaar”, zegt hij. „Normaal zitten er 500 kopers, nu zijn het er 700. Er gaat 2500 euro per seconde doorheen.” De verwachting was dat er in een week voor 250 miljoen euro werd verhandeld.
Een op de drie modezaken in Nederland verkoopt artikelen van of met bont, blijkt uit een onderzoek in opdracht van het Nederlands Bont Instituut uit 2010. De Nederlandse Federatie van Edelpelsdierenhouders (NFE) wees daar zaterdag nog eens op via een paginagrote advertentie in de Volkskrant. In 2009 werden minstens 400.000 stuks mode verkocht waarin bont was verwerkt; het populairst in die categorie waren bont van wasbeerhond en konijn, gevolgd door vossenbont. Dan werden er nog minimaal 33.000 producten verkocht die helemaal van bont waren: die waren meestal van konijn, gevolgd door nerts, blauwvos, geschoren nerts en roodvos.
Op de website van Bont voor Dieren, een stichting die streeft naar een bontvrij Nederland, staat een lange lijst van winkels die hebben aangegeven geen producten met bont meer te verkopen, zoals HEMA, Hunkemöller, V&D, Xenos, Part Two en Wehkamp. Hoe verhoudt zich dat eigenlijk tot de uitkomst dat een op de drie modezaken geen bont verkoopt? Nicole van Gemert, directeur van Bont voor Dieren, is niet onder de indruk van het onderzoek. „De onderzoekers hebben een selectie gemaakt van kleine winkels, boetiekjes, en ook alle andere producten meegerekend waarin bont is verwerkt, zoals kussens. Een op de drie winkels betekent niet: een op de drie panden.”
„Een onderzoekje? Dit was een zeer serieus onderzoek dat de toets der wetenschappelijke kritiek kan doorstaan”, zegt Ron Haarman van het Nederlands Bont Instituut (NBI), de overkoepelende organisatie van de bontbranche in Nederland. Uit het onderzoek blijkt wel dat het zwaartepunt van de bontverkoop bij kleine filialen ligt, zegt hij. Op zijn beurt schrikt Haarman niet van de rij winkels op de website van Bont voor Dieren: „Daarop staan winkels die nooit bont hebben verkocht, en bedrijven die bij de eerste de beste brief van een actiegroep roepen dat ze ermee stoppen.”
Bont is zeer aanwezig in het straatbeeld: vooral in randjes langs laarzen, kragen en manchetten en via accessoires. Haarman zag die trend allang aankomen. „Bont is de laatste tien, vijftien jaar terug in het palet van de ontwerper. Ieder jaar zie je meer bont op de catwalk, en die trend vertaalt zich naar de massa. Daar komt bij dat de bontindustrie niet heeft stilgezeten. Zij laat zien hoe duurzaam, authentiek en ambachtelijk bont is.”
Duurzaam bont bevorderen in design, dat is de missie van het Nederlands Bont Instituut. In 2002 richtte het Furlab op, een ontwerpstudio voor nieuwe bontproducten, waarbij het nertsenbont uit Nederland komt. Een ander label dat eveneens garandeert dat het bont afkomstig is uit een land waar het dierenwelzijn is gegarandeerd, is Origin Assured.
Bont blijft, is de overtuiging van Haarman. Voor modeontwerpers is het onvergelijkbaar mooi materiaal om mee te werken. „Als er in Nederland een verbod op de nertsenfokkerij komt, zal er geen bontje minder worden gedragen. Overal willen mensen bont – in Amsterdam zie ik bont van de PC Hooftstraat en de Kalverstraat tot en met de Karnstraat.”
Maar mensen weten vaak niet eens waar hun bontkraag vandaan komt, stelt Van Gemert van Bont voor Dieren. „Of ze denken dat het nep is.” Na tien jaar stevig lobbyen in de politiek richt de organisatie zich nu sterk op voorlichting van het publiek. „We doen op dit moment grootschalig steekproeven onder consumenten. „Is dit wasbeer?” zei een jongen op straat pas. „Dat wil ik helemaal niet hebben.” Hij leverde zijn jas direct in.”
Dat de productie bij een eventueel verbod op de pelsdierenhouderij verhuist naar landen waar de omstandigheden voor dieren slechter zijn, vindt Van Gemert geen argument om de fokkerij hier te handhaven. „Daar kan ik niets mee. Met dat argument hadden we destijds kinderarbeid niet hoeven afschaffen. Met een verbod geef je een signaal: wij willen in Nederland geen dieren fokken alleen voor hun vacht. Wij willen geen wilde dieren houden in kooitjes van 80 bij 30 bij 45, en die zwemwater nodig hebben. Zo’n stap kan werken als een olievlek. In Engeland en Oostenrijk is pelsdierfokkerij al verboden. Bont is niet nodig. Er zijn tegenwoordig genoeg andere materialen voor warme jassen.”
Van Gemert snapt hoe hard een verbod kan aankomen bij de nertsenfokkers. „Mijn vriend is visser. Ik begrijp dat het vreselijk is als je moet stoppen. Bont voor Dieren vindt dat er een goede compensatie moet komen voor deze ondernemers.” Tegelijk meent ze dat de Kamer zich al coulant opstelt. „De fokkers krijgen tot 2024 de tijd hun bedrijf af te bouwen en iets nieuws te beginnen. In dat jaar heeft twee derde van de nertsenhouders een leeftijd bereikt waarop ze met pensioen kunnen. Er is een sloopclausule en hardheidsclausule bij de wet gevoegd, wat betekent dat sloopkosten van het bedrijf worden vergoed en dat mensen kunnen aankloppen bij de overheid als ze echt in de problemen komen. Nertsenhouders willen het onderste uit de kan. Welke compensatie is goed genoeg voor hen?”
Daarop heeft directeur Wim Verhagen van branchevereniging NFE wel een antwoord. „Laat ons met rust of koop ons uit.” In het laatste geval moet de overheid 1 tot 1,5 miljard euro op tafel leggen, zegt Verhagen. „In Engeland en Oostenrijk deed de regering wat ze hoort te doen en kregen de fokkers een eerlijke vergoeding. Overigens ging de Oostenrijkse fokker gewoon door net over de grens, in Tsjechië, waar hij nog een bedrijf had.”
Linkse partijen willen de nertsenfokkerij verbieden zonder er een fatsoenlijke compensatie tegenover te stellen, aldus Verhagen. „Als de maatschappij van ons af wil, doe dat dan op een nette manier. Het uitstel –jullie mogen nog tien jaar verder en daarna houdt het op– is een sterfhuisconstructie. Ze roken ons uit. De sector is afhankelijk van 1200 medewerkers die zorgen dat de dieren elke dag voer krijgen. Denk je dat zij tot 2023 bij ons blijven werken als ze weten dat alles in 2024 stopt? En banken financieren geen bedrijven die binnenkort verboden worden.”
Toch heeft de sector de laatste jaren juist uitgebreid. Volgens Van Gemert van Bont voor Dieren is dat een truc van de nertsenfokkers zodat ze straks meer schadevergoeding krijgen. Verhagen: „Ik weet niet hoe iemand dit bedacht krijgt. Er is helemaal geen sprake van schadevergoeding, alleen van een dreigend verbod. Fokkers hebben nieuwe stallen moeten bouwen vanwege de welzijnseisen. Dat kun je alleen terugverdienen door meer dieren te nemen.”
Dat de kwestie al zo lang duurt, bewijst dat het om een netelige kwestie gaat, stellen de nertsenfokkers. In 1995 begon de politieke discussie al. In 1998 kwam de toenmalige minister van Landbouw, Brinkhorst, met een plan voor een verbod. In 2006 werd dit weer tevoorschijn gehaald.
In de discussie spelen standpunten over ethiek, dierenwelzijn en economie. Over het ethische aspect kun je van mening verschillen, zegt Verhagen. „Mensen kiezen zelf of ze bont willen dragen. Laat die vrijheid bij de burgers.” Net als pelsdierhouder Cor Goedegebuur wordt hij fel als het dierenwelzijn als argument wordt gebruikt voor een verbod. „Die discussie hebben we gehad. Allerlei onderzoeken laten zien dat het in orde is.” En economisch gezien zou het dom zijn de sector te verbieden, stelt Verhagen. De bedrijfstak is rendabel, redt zich zonder subsidies, is milieuvriendelijk – zo eten de nertsen per jaar ongeveer 220.000 ton restproducten uit de vis- en pluimveeverwerkende industrie.
Op het bedrijf van Cor Goedegebuur gaat er dagelijks zo’n 1500 kilogram voer doorheen – vis- en kipafval en bloed gemengd met vitamines. ’s Zomers, als de pups mee-eten, verdwijnt er dagelijks 10 ton voer in nertsenmagen.
Goedegebuur en zijn vrouw Leny (47) hebben inmiddels laten zien hoe de nertsen leven, hoe ze worden gedood –de dieren gaan in een kist met koolmonoxide, waar ze binnen een paar seconden inslapen– en hoe ze worden gepelsd. Na de slachtperiode hangt de zolder van hun schuur vol vachten, aan haken; daar drogen ze.
In een hoek ligt een vergeten nertsenvacht. Tussen de saffierkleurige haartjes zit een kale plek: foutje bij de bewerking.
De Goedegebuurs denken even na over de vraag waarom een nertsenvel wat hen betreft met glans boven andere bontsoorten uitsteekt. „De vacht van een konijn bijvoorbeeld is onregelmatiger, stekeliger”, zegt Goedegebuur. „De haren zitten zo kriskras over elkaar. Na vijftien jaar gaat een konijnenjasje echt verharen.” Een nertsjas niet. Die gaat een mensenleven mee. En langer: kleindochters laten de bontjas van hun oma vermaken tot iets hippers en hij kan er weer jaren tegen. Daarom is een bontjas van duizenden euro’s goedkoop, stelt Goedegebuur. „Het is de oudste, warmste en milieuvriendelijkste jas. Als ik de jas die ik nu draag in de grond stop, is hij na drie jaar nog heel. Het is plastic. Bont niet.”