Uitleg: Hoe werkt een lawine
LECH – Lawines vormen een groot gevaar voor wintersporters. Ieder jaar worden er mensen bedolven onder schuivende sneeuwmassa’s. De meeste lawines worden veroorzaakt door skiërs en snowboarders die zich buiten de piste begeven.
ONTSTAAN: Lawines ontstaan door een complex samenspel van factoren en zijn om die reden lastig te voorspellen. Zelfs ervaren berggidsen kunnen door lawines worden verrast. De eerste mooie dag na sneeuwval is doorgaans bijzonder risicovol.
LAGEN: Een pak sneeuw bestaat vrijwel altijd uit lagen die verschillen in structuur. Of een laag al dan niet goed ‘pakt’, hangt af van temperatuur, zon en wind. Zo kunnen er in een sneeuwpak lagen ontstaan die slecht hechten en kunnen gaan schuiven.
PLAKLAWINE: Prins Friso zou zijn getroffen door een zogenaamde plaklawine (”schneebrettlawine”). Daarbij gaat de bovenste sneeuwlaag in zijn geheel schuiven. De laag gedraagt zich als een plaat (”brett”), maar de sneeuw zelf hoeft hierbij niet hard te zijn. Dit type lawine is het gevaarlijkst voor wintersporters. De sneeuw pakt sterk samen, wat het voor slachtoffers die erdoor worden bedolven erg lastig maakt om te ademen, anders dan bij een poedersneeuwlawine. De bovenlaag kan wegglijden wanneer er een slechte hechting is tussen de sneeuwlagen onderling.
POEDERSNEEUWLAWINE: Een poedersneeuwlawine ontstaat op steile hellingen. De vallende sneeuw laat steeds meer sneeuw opwervelen en er ontstaat een lucht-sneeuwmengsel dat aanvankelijk met een snelheid van 100 kilometer per uur beweegt, maar uiteindelijk snelheden tot drie keer zo hoog kan bereiken. Er ontstaan gevaarlijke drukgolven. Zo’n drukgolf kan bomen omverblazen en sneeuw in de longen van slachtoffers persen.
DROGESNEEUWLAWINE: Een drogesneeuwlawine (”lockerschneelawine”) ontstaat in versgevallen sneeuw die zijn eigen gewicht niet kan dragen. Ze ontstaat doorgaans spontaan en heeft een karakteristieke peervorm met een puntvormig begin. Van de diverse lawinesoorten zijn ook mengvormen mogelijk.