Kerk & religie

„Schaap met vijf poten is een wangedrocht”

HARDERWIJK – Ds. H. Westerhout, hervormd predikant te Harderwijk, staat in zijn vijfde gemeente. Als het gaat om het beroepingswerk noemt hij zich „een bevoorrecht mens.”

Jan van ‘t Hul
8 February 2012 10:50Gewijzigd op 14 November 2020 19:13
Ds. H. Westerhout in de consistorie. Foto Sjaak Verboom
Ds. H. Westerhout in de consistorie. Foto Sjaak Verboom

„Zodra ik beroepbaar was, ontving ik steeds weer de moge­lijkheid weg te gaan. Voor de gemeente was het duidelijk: de dominee blijft bij ons, niet omdat hij niet weg kan, maar omdat hij echt voor ons kiest.”

Kandidaat Westerhout werd in 1980 beroepbaar gesteld. Hij kreeg twee beroepen, Lienden en Willige-Langerak. Willige-Langerak was een parttimefunctie, want de gemeente was te klein voor een volledige predikantsplaats. De overige tijd was voor pastoraal werk in Bleskensgraaf. Het werd Lienden.

„In Willige-Langerak zou het ambtelijk werk versnipperd raken, terwijl ik mij graag richtte op één gemeente. Dat laat al zien dat het in het beroepingswerk niet alleen om geestelijke overwegingen gaat, vaak spelen er ook rationele argumenten mee. Een predikant is maar een gewoon mens, en dan wegen ook vragen als: waar pas ik, met welke gemeente is er een klik, waar kan ik geestelijk ademen.”

Na vier jaar Lienden kwamen de beroepen weer, eerst Benschop, toen Middelharnis, „maar de vonk sloeg niet over”. Toen volgden roepstemmen uit Zetten en Goedereede. Het moest Goedereede worden. „Ik heb daar met veel vreugde en zegen mogen arbeiden. Na 22 jaar werd ik er in 2011 zelfs opnieuw beroepen. Er was een wijze kerkenraad die in de wezenlijke zaken eensgezind dacht en optrad, er was door genade groeiende belangstelling voor de kerkgang.”

De periodes waarin hij niet beroepbaar was, vond ds. Westerhout „rustig en aangenaam.” „Een predikantsgezin waardeert zo’n rustige tijd. Predikanten moeten ook rekenen met hun vrouw, met hun kinderen. Wij zijn dan wel ambtsdrager en door God geroepen, dat wil niet zeggen dat je in het beroepingswerk je gezin over het hoofd mag zien. Ik ken predikantsvrouwen die van gemeente a naar gemeente b verhuisden terwijl ze in het kraambed lagen.”

Kinderen van de predikant kunnen het moeilijk hebben met veel verhuizingen. „Een van onze dochters heeft op drie verschillende lagere scholen gezeten. Een domineeskind dat vaak verhuizen moet, kan nooit zeggen: Dáár kom ik vandaan. Het kan een belasting zijn om kind van een dominee te zijn.”

Veel beroepen ontvangen kan ook in het vlees vallen, zegt de Harderwijkse predikant. „Ook een predikant is zo gauw een hoogmoedig schepsel. Ds. G. Boer zei altijd al: „Je kunt op drie manieren naast je schoenen gaan lopen: als mens, als christen en als dominee.” Nou, veel predikanten kennen het dus alle drie. Een predikant 
die veel beroepen ontvangt, moet meer dan wie ook beseffen dat hij van genade moet leven: Weerhoud o Heer’, Uw knecht, dat hij zijn hart niet hecht, aan dwaze hovaardij.”

Er moet ds. Westerhout nog iets van het hart. „Het beroepingswerk is grillig, er zit vaak veel van de mens bij. Heb je als predikant veel contacten, heb je een goed netwerk? Kennelijk ben je dan meer in beeld. Ik ken wel predikanten van wie ik geloven mag dat ze dicht bij de Heere leven, en van wie ik weet dat hun preken de mijne overstijgen, en die toch nooit een beroep krijgen. Dat is zuur, vind ik. Er wordt in sommige pastorieën pijn geleden, veel medebroeders zijn kwetsbaar geworden. Er zijn kandidaten die nog nooit een beroep hebben gehad, en sommigen van hen worden zelfs nooit predikant. Laten kerkenraden die gaan beroepen dat beseffen.”

In de afgelopen dertig jaar diende ds. Westerhout vijf gemeenten: Lienden (vijf jaar), Goedereede (vier jaar), Zeist (zeven jaar), Krimpen aan den IJssel (acht jaar) en Harderwijk (sinds 2004). „Ik mag een ander niets voorschrijven, maar voor mij is het goed om niet te lang ergens te blijven. Je moet rekenen met je eigen beperktheden en vertrekken als het nog goed gaat. De houdbaarheid van een predikant is na zes, zeven jaar wel voorbij, ook al zal dat niet voor iedereen opgaan.”

Van meerdere gemeenten was ds. Westerhout consulent. Ook in die hoedanigheid was hij betrokken bij het beroepingswerk. „Dan zit je even aan de andere kant van de tafel en maak je de overwegingen mee van de broeders kerkenraad. Kerkenraden moeten ervoor waken, denk ik, dat ze altijd naar de beste redenaar zoeken. Soms zie je kerken­raden zoeken naar een schaap met vijf poten. Maar een schaap dat vijf poten heeft, is een wan­gedrocht. Een schaap met vier poten is een scheppingwonder.”

Als het in het beroepingswerk soms wat erg stil werd, moest ds. Westerhout wel eens denken aan een uitspraak van ds. J. T. Doornenbal: „Als de mensen echt zouden weten wie ik ben, kwam er nooit meer een beroep.”

Dit is de tweede aflevering in een serie over beroepingswerk. Vrijdag deel 3.

Meer over
Beroepingswerk

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer