Buitenland

„Amerikanen hebben historische plicht ten aanzien van Liberia”

Terwijl oprukkende rebellen een bloedbad in de hoofdstad Monrovia dreigen aan te richten, beraden de Verenigde Staten zich nog altijd op militaire interventie in Liberia. Volgens dr. K. van Walraven moet Washington snel zijn verantwoordelijkheid nemen. „Ik vind dat de Amerikanen zeer beslist een historische plicht hebben.”

Mr. Richard Donk
18 July 2003 10:09Gewijzigd op 14 November 2020 00:26

De meeste Liberianen weten nauwelijks wat vrede is. Al decennialang wordt het West-Afrikaanse land door interne strijd geteisterd. Vooral na de bloedige staatsgreep van legersergeant Samuel Doe, in 1980, neemt het geweld explosief toe. De brute dictator handhaaft zijn positie door de verschillende etnische groepen tegen elkaar uit te spelen en het leger in te zetten tegen elke mogelijke bedreiging van zijn macht.

„Het bewind van Doe is de aanzet geweest tot het uitbreken van een daadwerkelijke burgeroorlog eind 1989”, zegt dr. K. van Walraven, onderzoeker aan het Afrika Studiecentrum in Leiden. „In dat jaar trekt een guerrillalegertje, aangevoerd door de huidige president Charles Taylor, vanuit Ivoorkust Liberia binnen. Het land valt uit elkaar. De regering bestaat niet meer. Het probleem wordt nog gecompliceerd door buitenlandse interventie onder leiding van de Nigerianen. Pas in 1997 wordt de patstelling doorbroken als er verkiezingen worden georganiseerd onder auspiciën van Ecowas, de economische gemeenschap van West-Afrikaanse staten. Charles Taylor wint de verkiezingen.”

Na het aantreden van Taylor blijft het een tijdje rustig in Liberia. Al snel loopt de situatie echter opnieuw uit de hand. Tegenstanders van de nieuwe president worden op grote schaal vermoord. Er ontstaan nieuwe guerrillafacties die de strijd met de regering aanbinden. Inmiddels hebben de twee grootste rebellengroeperingen, LURD en Model, een groot deel van het land in handen. LURD-opstandelingen hebben al twee keer een grootscheepse aanval op de hoofdstad Monrovia uitgevoerd. Het lijkt een kwestie van tijd voordat de stad aan een bloedbad ten prooi valt.

Over de inzet van de burgeroorlog is Van Walraven heel duidelijk: „Ogenschijnlijk zeggen de rebellen dat ze échte democratie in Liberia willen. Ik denk echter dat je moet concluderen dat er slechts sprake is van een naakte machtsstrijd tussen verschillende leiders. Het draait uiteindelijk om politieke en economische zeggenschap voor bepaalde krijgsheren. Daarbij speelt het veroveren van het presidentschap natuurlijk een heel belangrijke rol. Bij dit alles staat de burgerbevolking vrijwel machteloos aan de kant.”

De stelling dat het conflict in Liberia in feite niet meer dan een stammenstrijd is, vindt de Leidse onderzoeker te kort door de bocht. „Factieleiders gebruiken etniciteit om hun militair-strategische positie te verbeteren. Natuurlijk zijn de interetnische spanningen door al die jaren van burgeroorlog vergroot. Maar ik zou niet willen zeggen dat de problemen zijn ontstaan vanuit de etnische groepen zelf. De strijd wordt vooral aangejaagd door politici en krijgsheren die elkaar bevechten om de macht in handen te krijgen. Op de achtergrond speelt ook nog mee dat de bevolking van het Liberiaanse platteland decennialang moeite heeft gehad om toegang tot de staat te krijgen en iets van een toekomst voor zichzelf te realiseren. Die latente onvrede wordt in het huidige conflict ook gekapitaliseerd en ingezet voor de politieke strijd.”

Lukte het Charles Taylor in de jaren ’90 de regering omver te werpen en president te worden, inmiddels lijkt zijn positie onhoudbaar. De rebellen staan aan de poorten van Monrovia en ook de Amerikanen hebben herhaaldelijk het vertrek van Taylor geëist.

Toch moet Taylor zeer zeker niet worden onderschat, waarschuwt dr. Van Walraven. „Hij zit nu natuurlijk behoorlijk klem. Maar hij is een heel slimme man. Hij is een politiek overlever die bereid is heel ver te gaan om aan de macht te blijven. Hij zou zich nog weer een weg naar het achterland kunnen vechten, zoals hij dat in de jaren ’90 heeft gedaan. Toen heeft hij het heel lang volgehouden. Bovendien staat hij op de lijst van gezochte personen van het tribunaal in Sierra Leone. Dat maakt voor hem de inzet groter om door te gaan.”

Over de persoon van Charles Taylor is de wetenschapper heel duidelijk. „Het is een politicus die zeer veel criminele daden op zijn geweten heeft. We kunnen hem rustig als een boef kenschetsen. Hij heeft in de Verenigde Staten gewoond, waar hij ooit uit een gevangenis in Massachusetts is ontsnapt. In de jaren ’80 was hij onder Doe werkzaam op het staatsinkoopbureau, waar hij zich schuldig maakte aan verduistering en allerhande corrumperende praktijken.”

Toch biedt het eventuele vertrek van Taylor bepaald geen garantie voor een oplossing van het Liberiaanse probleem, meent Van Walraven. „Iedereen concentreert zich nu op de persoon van Taylor. Hij is tot de boeman van de regio en het conflict verklaard. Ik heb zeer veel twijfels over de kans op vrede, ook als hij opstapt. Het feit dat de rebellen woorden als democratie en verzoening in de mond nemen, maakt op mij absoluut geen indruk. Dit conflict heeft jaren en jaren geduurd en daar betalen het land en de regio nu de prijs voor. Het is heel moeilijk om uit die spiraal te komen. Dat kan waarschijnlijk alleen als er sprake is van een langdurige positieve internationale betrokkenheid.”

Die internationale betrokkenheid laat echter vooralsnog op zich wachten. Aanvankelijk wilde de Amerikaanse president Bush zich helemaal niet in het conflict mengen. Onder wereldwijde druk hebben de VS waarnemers naar Liberia gezonden om een inschatting van de situatie te maken. Een grote Amerikaanse vredesmacht heeft Washington echter bij voorbaat uitgesloten. Hooguit stuurt het Pentagon een voorhoede van 1000 tot 2000 man. Verder moeten de West-Afrikaanse staten het zelf opknappen. Met name Nigeria staat bepaald niet te springen om in Liberia te interveniëren, gezien de bittere ervaring in de jaren ’90.

Van Walraven meent dat de VS snel hun verantwoordelijkheid ten aanzien van Liberia moeten nemen. „Ik vind dat de Amerikanen zeer beslist een historische plicht hebben. Voor een deel omdat zij de voormalige kolonisators zijn (Liberia is in het begin van de negentiende eeuw gesticht door vrijgelaten Afro-Amerikaanse slaven, RD). Maar ook omdat ze tot ver in de jaren ’80 hulp hebben gegeven aan Samuel Doe, van wie toen al duidelijk was dat hij een brute dictator was die een fikse bijdrage heeft geleverd aan het brutaliseren van het politieke proces in het land en aan het ontstaan van de burgeroorlog.”

De vraag is echter hoe een eventueel militair ingrijpen gestalte zou moeten krijgen. Van Walraven: „Ik heb een analyse gemaakt van de Nigeriaanse interventie tussen 1990 en 1997. Daar ben ik niet erg positief over. Ik ben van mening dat die interventie de strijd juist heeft doen voortduren, ook al doordat de troepenmacht min of meer partij bij het conflict was. Dat hoeft echter nu niet meer zo te zijn.”

„Wat we nu nodig hebben is een langdurige internationale aanwezigheid om het land weer op de rails te zetten en verkiezingen te organiseren”, vervolgt de Afrika-deskundige. „Geen ”quick fixes” zoals in 1997: een Afrikaanse vredesmacht en een paar VN-waarnemers sturen en daarna snel weer weg. Dat is een typisch westerse benadering: even erin en binnen een jaar er weer uit. We hadden toen al op onze vingers kunnen natellen dat zoiets niet tot stabiliteit op de lange termijn zou leiden.”

Gezien de vele lokale en regionale spanningen in West-Afrika is het van groot belang dat in elk geval de Verenigde Staten bij een eventuele West-Afrikaanse vredesmacht betrokken zijn, zegt Van Walraven. „Ik wil daarbij wel aantekenen dat dat op een goede manier moet gebeuren. Als ik met een schuin oog naar Irak kijk, moet ik toch zeggen dat subtiliteit niet een van de in het oog springende kwaliteiten van de Amerikanen is.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer