Laatste gevangene vertelt over bevrijding in 1944
De celdeur gaat open; vader Fokkema en zijn twee zonen moeten mee. De gevangenen vrezen het ergste. „Het is gebeurd, we worden gefusilleerd”, fluistert Gerrit tegen zijn broer Ruurd. Even later... zijn ze vrij.
Lees ook het interview met Goffe Hoogsteen uit 2004.
Van de 51 gevangenen die op 8 december 1944 uit gevangenis De Blokhuispoort in Leeuwarden werden bevrijd, is G. R. Fokkema (88) de enige die nog in leven is. De laatste bevrijder overleed in september dit jaar.
Sinds er ruim een jaar geleden in de voormalige gevangenis een museum werd geopend, is Fokkema drie middagen per week aanwezig om te vertellen over de weken vol spanning die hij in zijn kleine cel doorbracht en over de spectaculaire gevangeniskraak die hem onverwachts de vrijheid hergaf. „Het is een wonder dat de Duitsers na de overval geen wraak hebben genomen.” Represailles bleven uit, wellicht omdat de Duitsers respect hadden voor de knappe actie die het verzet had uitgevoerd, of omdat er geen gewonden waren gevallen.
Opgepakt
De destijds 21-jarige Gerrit Fokkema verspreidde regelmatig het verzetskrantje Je maintiendrai, maar dat wisten de Duitsers niet. „Mijn broer Ruurd, toen 17, was via zijn werkgever in een verzetsgroep terechtgekomen die dit blaadje vervaardigde. Gevangenen die door de Duitsers werden gemarteld noemden namen, ook die van Ruurd. Hij was niet thuis, maar ik wel: ik was ruim een jaar ondergedoken geweest om aan tewerkstelling te ontkomen, maar op het schuiladres was het niet veilig meer en daarom was ik tijdelijk thuis, in afwachting van een nieuw onderkomen. We werden gewaarschuwd dat we de Duitsers konden verwachten. Snel maakten we een schuilplaats. De Duitsers, geholpen door Belgische verraders, kwamen echter ’s nachts, lieten hun auto een straat verderop staan, sloegen bij ons de ramen in en stonden opeens naast mijn bed.
Vader en ik moesten mee, en ook een logé, maar die is al snel weer vrijgelaten. De Sicherheitsdienst (SD) verhoorde ons. Ik liep een paar klappen op, maar voor vader was het verhoor zwaarder: die kreeg een harde waterstraal op zijn ontblote lichaam.
Voordat we naar de gevangenis werden overgebracht, zagen we dat mijn broer het SD-gebouw werd binnengebracht. In De Blokhuispoort kwamen vader en ik in cel 5 terecht. Aan de adjunct-directeur –hij kende vader omdat die altijd aardappelen en groenten aan de gevangenis leverde– vroegen we of Ruurd bij ons in de cel mocht als hij zouden worden binnengebracht. Zo gebeurde het. In die drie weken hadden we steun aan elkaar. We hebben samen gepraat; samen gebeden.”
List
Ondertussen beraamde het verzet een overval op de gevangenis: twee kopstukken uit de ondergrondse die waren gearresteerd –politiecommissaris J. Dreeuws en Klaas Leijenaar–, hadden het bericht naar buiten gesmokkeld dat ze vanwege de martelingen het zwijgen niet lang meer zouden kunnen volhouden. Ze wisten te veel, dus ze moesten worden bevrijd.
De gevangenis leek een onneembaar bastion, omringd door hoge muren en aan drie zijden omsloten door water. Met hulp van enkele vertrouwde gevangenbewaarders werd een overvalplan in elkaar gezet. Piet Kramer –schuilnaam voor Piet Gerk Oberman– had de leiding. Voordat de mannen op pad gingen, ging hij voor in gebed.
Telefonisch werd aangekondigd dat twee agenten drie arrestanten zouden komen brengen. Met een vervalst insluitingsbevel meldden ze zich bij de poort. De beambte volgde de voorgeschreven procedure: hij belde naar de politie. „In orde, we weten ervan”, zei de man in de telefooncentrale die de lijn had afgetapt.
Toen de poort openging, stapten de vijf verzetsstrijders naar binnen. Ze overmeesterden het daar aanwezige personeel en lieten de zestien mannen binnen die in de bosjes verscholen hadden gelegen. Daarna haalden ze de gevangenen uit hun cellen. „De deur vloog open en daar stond een gemaskerde man met een pistool”, zegt Fokkema. „Later hoorden we dat we niet de enigen waren geweest die dachten dat we zouden worden doodgeschoten.”
Schrik
De opgeluchte gevangenen dromden samen. Opeens ging de bel. Grote schrik: er stonden Duitsers –ditmaal echte– voor de deur die arrestanten kwamen brengen.
De gevangenen die inmiddels uit hun cel waren gehaald, moesten weer terug. Toen de gang leeg was, konden de Duitsers –die ongeduldig werden omdat het zo lang duurde– worden binnengelaten. Ze werden direct overmeesterd en in een cel gestopt. Hun arrestanten werden aan de groep gevangenen toegevoegd die nu opnieuw tevoorschijn kwam.
De twee kopstukken uit het verzet zaten in een andere afdeling opgesloten. De adjunct-directeur werd gedwongen daarheen te bellen: ze moesten worden gebracht om verhoord te worden. De gevangenisbewaarders handelden zo langzaam mogelijk, niet wetend dat ze daarmee de bevrijding van de mannen vertraagden.
Steeds banger
„In groepjes verlieten we de gevangenis. Er werd peper achter ons gestrooid om geursporen uit te wissen. Vader en ik liepen samen met burgemeester Esselink van Ferwerderadeel en het echtpaar Douma uit Bergum naar de Oosterbrug. Daar moesten we vragen: „Weet u ook hoe laat het is?” Het antwoord moest luiden: „Het wordt hoog tijd dat we thuiskomen.”
We hebben verschillende mensen aangesproken voordat we het juiste antwoord kregen. En toen bleek het iemand te zijn die op andere gevangenen wachtte. Hij stuurde ons door; we moesten het verderop maar vragen. We werden steeds banger. Uiteindelijk kwamen we bij de Beursbrug terecht en daar troffen we de persoon die ons verder zou brengen. Achteraf bleek dat niemand in ons groepje had gehoord dat we via de Oosterbrug naar de Beursbrug hadden moeten lopen.
We waren overigens dicht bij ons huis, maar daar konden we niet naartoe. Mijn moeder en zus hadden angstige weken achter de rug, maar het duurde nog even voordat ze hoorden dat we vrij waren.”
Onder het luik
Fokkema en zijn vader bleven de eerste nacht nog in de stad. „Op een schuiladres. Van slapen kwam die nacht niets; door de zenuwen. De volgende morgen rond 7 uur ging het luchtalarm. Het klonk anders dan gewoonlijk, en dat was een keer eerder gebeurd: toen was het het signaal voor een razzia geweest. Op ons onderduikadres konden we ons niet verschuilen, dus we werden snel naar een ander huis gebracht. Daar kroop ik op zolder in een gat onder een luik. Tijdens de razzia kwam er iemand op zolder; hij liep over het luik. Ik hield me muisstil. Gelukkig werd ik niet ontdekt. Niemand van de 51 bevrijde gevangenen is opgepakt.”
Een vervalst persoonsbewijs veranderde Gerrit Fokkema in Alle Frieswijk. Hij kreeg opdracht naar het gemeentehuis in Ferwerd te gaan en zich daar bij de evacués uit Tiel en Nijmegen te voegen. „Ik kreeg onderdak bij een boer in Blije. Daar werd Fries gesproken, maar ik moest me voordoen als vluchteling uit Nijmegen. Het Nederlands praten in een Friese omgeving hield ik tien dagen vol. Twee Rotterdammers zeiden: Jij praat na tien dagen al Fries; wij zitten hier al drie maanden en kunnen het nog niet.
Op 15 april kwam mijn vriendin me ophalen: Friesland was bevrijd.”
Vertellen
De man die Fokkema’s cel had geopend, Johannes Kolf, gebruikte de schuilnaam Jodocus. „Hij is de enige van de bevrijders die de oorlog niet heeft overleefd: anderhalve maand na de gevangeniskraak kwamen de bezetters op zijn onderduikadres een radio zoeken. Jodocus vluchtte de achterdeur uit, maar werd door een Nederlandse nazi doodgeschoten. Kolf hoorde bij de Gereformeerde Kerken, net als wij. In onze kerk zaten relatief veel mensen in het verzet, uit principe.”
Fokkema liet de oorlog achter zich. „Iedereen was druk met de wederopbouw. Wij wilden trouwen, maar we vonden pas in 1949 een huisje. Veertien jaar geleden heb ik voor het eerst over de overval verteld: aan vijftig kinderen, tijdens de dodenherdenking in Leeuwarden. Ik heb het daarna vaker gedaan, maar pas sinds dit museum ruim een jaar geleden werd geopend, ben ik er heel actief mee bezig. Een leraar van een drukke klas waarschuwde me het kort te houden, „want anders luisteren de leerlingen niet meer.” Ze luisteren wel, verzekerde ik hem. En het was muisstil.”
Goffe Hoogsteen, de laatste nog in leven zijnde bevrijder, overleed op 17 september dit jaar op 91-jarige leeftijd. Fokkema is nu de enige die nog uit eigen ervaring over de overval op De Blokhuispoort kan vertellen. Hij doet dat soms voor de deur van zijn cel; andere keren bij een maquette van het gevangeniscomplex, waarin nu bedrijven zijn gevestigd.
Fokkema’s verhaal is door het Verzetsmuseum op cd vastgelegd. De versie die hij aan kinderen vertelt, verscheen ook als boekje. „De jeugd weet niet beter dan dat er vrijheid is. Daarom vertel ik erover. Uit respect voor de bevrijders ook. Ze hebben onder grote spanning een goed georganiseerde actie uitgevoerd; er is geen schot gelost. Ik ben dankbaar dat ik erover kán vertellen; dat ik de oorlog heb overleefd.”